Recensie: Annie Ernaux – De jaren
Herinneringen zullen verdwijnen als we ze niet documenteren
Al in 2008 verscheen in Frankrijk Les Années van Annie Ernaux (1940). Een historiographie extraordinaire; een autosociobiografie, zoals ze het zelf noemt. Het duurde nog 12 jaar voor het in een sublieme vertaling van Rokus Hofstede in het Nederlands verscheen. Waarschijnlijk is er lang getwijfeld of de Nederlandse lezer er wel warm voor zou lopen, omdat de literaire vorm zo experimenteel is en een unieke stijl heeft. Dat De jaren hier uiteindelijk in coronatijd is verschenen is gedurfd, maar dit opmerkelijke boek is niet onopgemerkt gebleven.
Ernaux schreef met De jaren – dat wordt gezien als haar magnum opus – een chronologisch opgebouwde existentiële ontwikkelingsroman zonder plot, waarin ze de tijd als het ware opvoert als de protagonist. Ze neemt in een lange monologue intérieur de lezer mee door pakweg de eerste 65 jaar van haar leven; het collectieve geheugen waarin leeftijdsgenoten punten van herkenning zullen vinden, ondanks dat het politiek en cultureel gezien heel Frans is. Ze heeft als het ware allemaal kleine lapjes gebreid die ze tot een kleurrijke lappendeken heeft samengevoegd. Door middel van deze fragmentarische synthese brengt ze de gebeurtenissen van haar tijd tot leven; een geschiedenisles die als een film van foto’s aan de lezer voorbij flitst. Dit doet ze zowel op micro (haar eigen leven) als op macro (landelijk) niveau.
Haar leven begint in Normandië, waar ze in een onbemiddeld milieu opgroeit, in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog, terwijl Frankrijk haar wonden likt. Haar familie is niet verschoond gebleven van wreedheden van de oorlog. Ernaux ontworstelt zich aan het milieu en gaat romanistiek studeren, waarna ze als docent werkt op een middelbare school. In 1983 verschijnt haar roman La place/De plek die haar in één klap beroemd maakt. Hierin portretteert ze op openhartige wijze haar overleden vader, zoals hij was en hoe hij zich van boerenknecht heeft opgewerkt tot kleine kruidenier, maar niet hoger op de maatschappelijke ladder wist te klimmen en er zijn hoop op had gevestigd dat het zijn dochter wel zou lukken.
Je had tijd genoeg om naar dingen te verlangen, het plastic schooletui, schoenen met crêpezolen, het gouden horloge. Het bezit ervan was geen ontgoocheling. Je liet ze door anderen bewonderen. Het mysterie en de magie waarvan ze vervuld waren, raakten niet uitgeput als ze werden bekeken en betast. Wanneer je ze door je handen liet gaan, bleef je van die spullen iets ondefinieerbaars verwachten, ook nadat je ze had gekregen.
Jarenlang heeft ze aantekeningen gemaakt en gedubd over de structuur van het boek dat ze voor ogen had. In het begin lijken haar herinneringen flarden, zonder interpunctie, maar gaandeweg verandert haar stijl, die – zonder metaforen en beeldspraak – toch enigszins kaal blijft. Ze beschrijft hoe de veranderingen in de loop der tijd van invloed zijn geweest op het leven, de kansen en het welbevinden van de vrouw in het algemeen. Ze vertelt haar verhalen ‘[…] door de lens van het geheugen, van tegenwoordige en herinnerde indrukken, culturele gewoonten, taal, foto’s, boeken, liedjes, radio, televisie, reclame en krantenkoppen.’ Hierbij weet ze zo over foto’s te vertellen en beelden op te roepen, dat visualiseren haast vanzelf gaat.
Ook haar eigen geschiedenis en studententijd passeren de revue, evenals de gebeurtenissen in de wereld: op het politieke vlak, de technologische sprongen vooruit, klassenverschillen en het onvermijdelijke botsen van generaties, 9/11, de emancipatie en seksuele revolutie, aids, het seksperimenteren en de angst voor ongewenste zwangerschap in zestiger jaren, waardoor de vrouwen steeds met de thermometers in de weer waren. Het biedt een herkenbaar tijdbeeld dat ze op subtiele wijze aan de hand van foto’s beschrijft. Ze reflecteert, leidt je door de tijd en neemt geen blad voor de mond, maakt niets mooier dan het was. De foto’s zijn echter niet in het boek afgedrukt, zodat de lezer onbevooroordeeld is en de ruimte krijgt om zelf beelden te vormen.
[…] alle schemerige beelden uit de vroegste kinderjaren, met de plassen licht van een zomerzondag, de droombeelden waarin overleden verwanten uit de dood opstaan, waarin je over ondefinieerbare wegen loopt […].
Door zichzelf steevast in de derde persoon enkelvoud te zetten en gebruik te maken van de helikopterview, maakt ze haar eigen verhaal onpersoonlijker, anonimiseert en objectiveert ze zichzelf, houdt distantie. Ze schroomt niet zichzelf meedogenloos te beschrijven, zoals haar uiterlijk. Belangrijke thema’s zijn het feminisme en haar linksgeoriënteerde gedachtegoed. Haar bewondering voor Simone de Beauvoir steekt ze niet onder stoelen of banken en zegt dat de echte revolutie van de vrouw nog niet beslecht is.
Vanuit twee perspectieven beschrijft Ernaux de geschiedenis: de vertellende ‘ik’ – ze heeft alles immers al eens meegemaakt – en anderzijds de belevende ‘ik’, hoewel ze het woordje ‘ik’ geen enkele keer gebruikt. Hierbij heeft ze zichzelf een oulipiaanse beperking opgelegd; die, net als het opsommen en de minutieuze beschrijvingen, één van de kenmerken is waaruit blijkt dat ze schatplichtig is aan Georges Perec. Ook komt na verloop van tijd Proust met zijn Verloren tijd in beeld, wordt haar vorm Proustiaans en klinkt urgentie door van het gevoel dat het eind der tijden nabij is.
De zoektocht naar de verloren tijd liep via het web. Archiefdocumenten en allerlei dingen van vroeger die we nooit ofte nimmer hadden gedacht terug te zullen vinden, kwamen onverwijld tot ons. Het geheugen was onuitputtelijk geworden, maar de diepte van de tijd was weg – het gevoel dat je kreeg bij de geur van vergeeld papier, bij ezelsoren in boeken, bij een door een onbekende hand onderstreepte alinea. We bevonden ons in een eindeloos heden.
De jaren is een magnifieke caleidoscopische collage waarmee Ernaux vanuit haar eigen gezichtspunt verscheidene historische gebeurtenissen en persoonlijke ervaringen op schrift heeft gesteld. Ze heeft haar eigen leven gedocumenteerd, waarbij ze aangeeft te beseffen dat haar geheugen niet onfeilbaar is. Het vlieten van de tijd, de vergankelijkheid, veranderingen in de mores van generatie op generatie en allerlei zintuiglijke ervaringen worden invoelbaar gemaakt, met een flinke dosis melancholie.
De plotloze, gefragmenteerde structuur die Ernaux hanteert is even wennen, maar de openhartige en soms zelfs intieme ontboezemingen grijpen je al snel bij de lurven en weten te ontroeren. Mooi komt naar voren dat Ernaux met het ouder worden, ook milder wordt.
Met dit rijke werk heeft Ernaux iets willen redden van de geschiedenis van het gewone leven en de tijd die nooit meer terug zal komen. Ondanks dat overduidelijk de Franse mores wordt beschreven, is het toch op veel punten herkenbaar voor de Nederlandse lezer. Het werkt als katalysator en laat laadjes in je herinnering openspringen.
Marjon Nooij
Annie Ernaux – De jaren. Vertaald uit het Frans door Rokus Hofstede. Atlas Contact, Amsterdam. 232 blz. € 21,99.