Recensie: Antonio Scurati – M. De man van de voorzienigheid
Een dreigende toekomst
M. De man van de voorzienigheid is het tweede deel van de cyclus die Antonio Scurati wijdt aan het leven van Benito Mussolini. Het is de opvolger van M. De zoon van de eeuw, waarvan in Italië alleen al meer dan een half miljoen exemplaren werden verkocht en waarvoor Scurati de Premio Strega in ontvangst mocht nemen, de belangrijkste literaire prijs in Italië. De hoofdletter M in de titel van het eerste deel leidde ertoe dat de roman algauw ‘mattone’ (baksteen) werd genoemd, omdat deze maar liefst 851 pagina’s telt. M. De man van de voorzienigheid is met zijn 608 pagina’s wat minder robuust, maar overtreft zijn voorganger qua compositorische overtuigingskracht. Opnieuw koos Scurati voor korte hoofdstukken met beschrijvingen van gebeurtenissen uit het leven van de Duce en de mensen uit zijn omgeving gecombineerd met historische documenten zoals brieven, fragmenten van redevoeringen en verslagen van afgeluisterde telefoongesprekken. Andermaal weet hij met dit meesterwerk de horizon van de documentaire roman te verleggen.
M. De man van de voorzienigheid bestrijkt de periode van 1925 tot en met 1932. Het zijn de jaren waarin Mussolini zijn macht verabsoluteert. In de eerste hoofdstukken beschrijft Scurati hoe de leider van het Italiaanse fascisme dreigt te bezwijken aan een maagzweer. Hij heeft zijn regime met moeite door de imagocrisis geloodst die is ontstaan nadat de prominente socialist Giacomo Matteotti door een groep fanatieke fascisten op brute wijze werd vermoord. De beste artsen komen eraan te pas om Mussolini weer op de been te helpen. Ondertussen is het aantal mensen dat hem naar het leven staat groeiende. Meerdere aanslagen zijn het gevolg. Een daarvan wordt gepleegd door een oudere, verwarde vrouw uit Ierland die hem onder vuur neemt tijdens de opening van een chirurgencongres. Ze raakt Mussolini’s neus. De gevolgen blijken mee te vallen. Als Mussolini bijgekomen is van de schrik belt hij zijn hevig ontdane broer Arnaldo om hem gerust te stellen met de woorden ‘Rustig maar, het gaat om een bagatel. Je moet je niet zo druk maken om zo weinig. Het duurde maar een seconde.’ De doodsverachting die hieruit spreekt vervat hij diezelfde middag nog eens in zijn openingswoord bij een vergadering van de fascisten in het Palazzo Vidoni-Caffarelli: ‘Als ik opruk, volg mij; als ik terugwijk, dood mij; als ik word gedood, wreek mij.’
Scurati heeft in deze roman enkele van Mussolini’s getrouwen een hoofdrol toebedeeld. Dat geldt in de eerste plaats voor Augusto Turati, die door Mussolini tot secretaris van de fascistische partij wordt benoemd met de opdracht om orde op zaken te stellen binnen de weerbarstige gelederen. Turati is een idealist en onvoorwaardelijk loyaal aan de Duce. Algauw ziet hij in dat hij zijn taak niet naar behoren kan uitvoeren. Hij verzoekt herhaaldelijk om ontslag en pas de vierde keer wordt zijn bede door Mussolini verhoord. Door de vijanden die Turati dan inmiddels heeft gemaakt wordt een lastercampagne tegen hem opgezet die hem nagenoeg tot zelfmoord drijft. Meerdere malen schrijft hij een brief aan zijn grote leider, maar die laat niets meer van zich horen.
Een andere hoofdrol is weggelegd voor Margherita Sarfatti, Mussolini’s maîtresse uit de beginjaren. Deze hoogontwikkelde kunstverzamelaarster en kunstcritica uit een rijke Venetiaanse familie helpt Mussolini om zich als eenvoudige zoon van een ijzersmid de omgangsvormen van de high society eigen te maken. Zij is het ook die aan Mussolini’s ziekbed zit als de maagzweer de kop op steekt. In de laatste delen van M. De man van de voorzienigheid is ze te oud geworden om nog als bijslaap van de aan jonge vrouwen verslaafde Duce te kunnen dienen. Ze wordt steeds meer door hem genegeerd tot haar aan het einde van de roman uiteindelijk de deur wordt gewezen.
Heel belangrijk in de roman is ook de eerdergenoemde broer van Mussolini Arnaldo. Deze wordt gepresenteerd als de tegenpool van Benito Mussolini: zachtaardig, streng katholiek en met het gezinsleven op de eerste plaats. Arnaldo ontwikkelt zich tot de belangrijkste vertrouwenspersoon van de dictator. Zelf lijdt hij ontzettend onder het machtsmisbruik binnen de fascistische partij dat tomeloos voortwoekert achter de rug van zijn broer om. Hij waarschuwt hem herhaaldelijk, maar hij krijgt nauwelijks gehoor. Aan het einde van de roman sterft hij aan een hartaanval. Voor Mussolini betekent dit een enorme klap. Tegen een oude kennis zegt hij: ‘Nu moet ik iedereen gaan vertrouwen’.
Scurati beschrijft in de eerste helft van M. De man van de voorzienigheid nauwgezet en meeslepend hoe Mussolini met behulp van democratische middelen een einde weet te maken aan de democratie. In november 1926 geeft de fascistenleider de ministerraad opdracht om een aantal maatregelen de presenteren waardoor het mogelijk wordt om de oppositiekranten af te schaffen en alle antifascistische partijen en organisaties te ontbinden. Daarbij stuit hij nauwelijks op enige weerstand van het parlement. Nog geen zestien maanden later zet hij het einde van datzelfde parlement in gang door de afgevaardigden te laten stemmen over een grondwettelijke herziening van het kiesstelsel waarmee ze zichzelf definitief buiten spel zetten. De herziening wordt met grote meerderheid van stemmen aangenomen. Scurati haalt een toespraak aan die Mussolini houdt tot de Senaat in het voorjaar van 1928:
Het kiezersvolk wordt ingeschakeld om door de partijen gemaakte keuzen te ratificeren… Ik heb geen enkel bezwaar om te verklaren dat het algemeen kiesrecht een puur conventioneel verzinsel is.
Het zegt niets en het betekent niets…
Dan kom ik op het Statuut. Laten we wel zijn, weledele heren senatoren… Gaat het hier over archeologie of politiek?… Wie heeft bedacht dat een grondwet of een statuut eeuwig moet zijn en niet tijdelijk? Vaststaand en niet veranderlijk?… Het is dus naar mijn mening overbodige en toch ontroerende moeite om de wacht te houden bij het Heilig Graf.
Het Heilig Graf is leeg.
In de latere hoofdstukken verplaatst Scurati de focus onder meer naar Noord-Afrika. Mussolini besluit dat Italië op de kaart gezet moet worden als wereldmacht. Daartoe is het noodzakelijk om de bestuurlijke invloed drastisch te gaan uitbreiden in de koloniale gebieden. Uitvoerig beschrijft de auteur hoe een mengeling van Italiaanse en sympathiserende Noord-Afrikaanse troepen onder leiding van generaal Rodolfo Graziani de woestijn in trekt om de territoria ten noorden van de 29e breedtecirkel te bezetten. Graziani komt uit de verf als een ijdeltuit en een ijzervreter die er alles voor over heeft om zijn naam in de geschiedenisboeken te krijgen. Zijn acties leveren in die zin echter nauwelijks iets op. Telkens als hij een oase bereikt waar hij tot een confrontatie met de vijand denkt te kunnen komen blijkt deze alweer vertrokken te zijn. Er worden gebieden ingenomen, maar er worden geen veldslagen geleverd. De frustratie loopt uiteindelijk zo hoog op dat met toestemming van Mussolini besloten wordt om de lokale bevolking te bombarderen met mosterdgas en op te sluiten in concentratiekampen. De roman bevat een luchtfoto van zo’n concentratiekamp. Scurati schrijft daarover:
De luchtfoto illustreert zo volkomen de theorie. De fascistische theorie van de concentratiekampen, die in ministeriële circulaires is ontvouwd, bepaalt dat de gedeporteerde volkeren weliswaar vijandig zijn, maar de Italianen nooit daadwerkelijk hebben bevochten, daarom niet officieel als ‘vijanden’ mogen worden beschouwd en derhalve beschaafd dienen te worden bejegend. (…) Op manshoogte bezien probeert het concentratiekamp van el-Abyar de theorie punt voor punt te ontkrachten. Na bestudering van malversaties, diefstallen, annulering van materialen op ieder organisatieniveau weerspreekt de magerte van de geïnterneerden de precieze normen van het koloniaal bestuur inzake voeding (…), de zichtbare symptomen van diarree, vlektyfus, malaria, scheurbuik, salmonella-infectie, pokken en bloedvergiftiging logenstraffen de planning van de gezondheidscommissie, de stank van ontbindende lijken beschaamt de militaire genie en het plan voor begraafplaatsen waar de doden op passende afstand van de kampen en van de waterhoudende lagen kunnen worden begraven.
De misdrijven waaraan het regime zich vanaf het einde van de jaren twintig schuldig maakt, vormen een voorafschaduwing van de gruwelijkheden die het fascisme in de decennia die gaan volgen zal gaan veroorzaken. In M. De man van de voorzienigheid voert Scurati al een aantal malen zijdelings de man op die daar de grootste bijdrage aan zal gaan leveren: Adolf Hitler.
In het laatste hoofdstuk bezoekt Mussolini de Tentoonstelling van de fascistische revolutie in 1932 in Rome. Hij slaat de aan hem gewijde zalen over en komt terecht in zaal U, een ruimte met in het midden een bloedrood voetstuk waarop een kruis is bevestigd met een wit licht dat de tekst VOOR HET ONSTERFELIJKE VADERLAND weergeeft. Langs de wanden ziet hij ontelbare vaantjes met de namen van de gevallenen. Daarboven is in horizontale banen duizenden malen het woord ‘PRESENT!’ uitgesneden. Een dodenappèl. Op het moment dat Mussolini de betekenis van deze zaal tot zich door laat dringen schrikt hij en komt de doodsverachting die hij aan het begin van de roman aan de dag legt als een boemerang bij hem terug. Zijn trouwste volgelingen heeft hij verstoten, de vrouw die misschien wel het meeste van hem hield heeft hij de rug toegekeerd en zijn liefste broer op wie hij immer kon bouwen is overleden. Hij is machtiger dan ooit en ook eenzamer dan ooit. Antonio Scurati sluit de roman, alvast subtiel vooruit verwijzend naar het derde deel van zijn cyclus, af met de zin ‘Voor iemand die zijn oor weet te neigen naar de nagalm – en Benito Mussolini kan dat, zelfs al was hij tot niets anders in staat -, bereikt het dodenkoor Zaal U niet vanuit het verleden, maar vanuit een dreigende toekomst.’ Wordt vervolgd.
Ronald Ohlsen
Antonio Scurati – M. De man van de voorzienigheid. Vertaald door Jan van der Haar. Podium, Amsterdam. 608 blz. € 29,99.