Recensie: Elisabeth Filhol – Storegga
Leven wij in het nieuwe Doggerland?
Waar thrillers allerlei vormen van misdaad en geweld graag zo expliciet en bloederig mogelijk weergeven, moeten literaire romans het juist hebben van suggestie. Dat die laatste benadering spanning vele malen beter invoelbaar kan maken, bewijst Elisabeth Filhol met haar klimaatroman Storegga, die zich afspeelt tegen het in literair werk uitzonderlijke decor van de hedendaagse Noordzee. Ooit lag hier het omvangrijke maar nu ontbrekende gebied Doggerland, waarover je met droge voeten van Engeland naar Denemarken kon lopen. Wie kan ons garanderen dat wij niet in het nieuwe Doggerland leven.
Behalve van de dystopische, is dit ook de tijd van de klimaatromans. Niet zelden is er sprake van flinke overlapping, want het dreigende ineenstorten van onze natuurlijke biotoop, de aarde, is natuurlijk de ultieme dystopie. Dat scenario speelt in Storegga een belangrijke, dreigende rol op de achtergrond. Er is meteen vanaf het begin, dat zich afspeelt eind 2013, sprake van de komst van een niet eerder gezien extreem lagedrukgebied, waarin een verwoestende storm tot ontwikkeling lijkt te komen. Filhol gebruikt deze storm, die dat jaar als een ernstige waarschuwing ook werkelijk langstrok, om haar met veelzeggende metaforen doorspekte roman effectief te verbinden aan onze reëel bestaande wereld.
Meteorologen, die er vandaag de dag van houden alles gezellig een kleurtje of een naam te geven, noemden de storm Xaver, of nóg gezelliger Xa. Als eenentwintigste-eeuwers weten we dan meteen wat dit betekent: eindeloze loops op tv, waarin hele en halve deskundigen hun natte vinger in de lucht steken om de toch al alarmerende berichten nog wat dikker aan te zetten en zo de angst verder aan te jagen.
Er is sprake van Margaret, een wetenschapper die het ooit tussen Engeland en het Europese vasteland liggende Doggerland onderzoekt, maar daar zeker niet rijk van wordt, en een trits middelbare mannen, die gekozen hebben voor het grote geld, want de Noordzee is niet in de laatste plaats een pot met goud. Haar broer Ted Hamilton verdient goed als topman van het Britse Met Office, haar man Stephen zit in de uiterst lucratieve windmolensector van de Noordzee en dan is er ook nog Marc Berthelot, die verantwoordelijk is voor het boren naar olie in de Noordzee. Het maakt Marc niet uit in wiens dienst hij is, als het maar schuift.
Filhols roman kun je daarmee ook wel enigszins feministisch duiden: de verantwoordelijke en onkreukbare wetenschapper die Margaret is, ongevoelig voor het grote geld en zich bewust van de kwetsbaarheid van de Noordzee en de aarde versus de geldbeluste neoliberale mannen en hun egoïstische kortetermijndoelen. Hoe aardig zou het niet zijn geweest de rollen eens om te draaien, wat de discussie over het gedrag van de protagonisten pas echt zou hebben losgemaakt. Daarmee de mogelijkheden van een roman ten volle benuttend.
Filhol weet uitstekend wat er speelt op en rond de Noordzee, al gaat ze daar heel anders mee om dan bijvoorbeeld Julia Blackburn deed in haar meer poëtische zoektocht naar Doggerland Lied van de tijd (2019). Filhol schetst de enorme economische betekenis van de zee-industrie voor kuststeden als Aberdeen, Oostende en Esbjerg (het wereldwijde kapitalisme is gebouwd op olie), noemt de betrokken energiemaatschappijen bij naam, schetst de geschiedenis van de aardlagen onder water en de historie van Doggerland, waar ooit mensen een veilig bestaan meenden te hebben. Soms worden daar nog veelzeggende resten van gevonden, tenminste tot er weer geboord moet worden en de nietsontziende exploitatie begint. De wetenschap kan weinig uitrichten tegen de miljoenen van de olie- en windmolenboys, weet Margaret.
Op een congres in het Deense Esbjerg moeten onderzoekers als Margaret zij aan zij, want financieel afhankelijk, met de commerciële exploitanten van de Noordzee confereren. En ondertussen dreigt dus die enorme storm het hele Noordzeegebied weg te vagen. Iedereen lijkt te doen of dit een gewone najaarsstorm is, zonder twijfel een menselijk beschermingsmechanisme, maar de onzekerheid over onze gezamenlijke toekomst wordt stilzwijgend overal gevoeld.
Deze dreigende achtergronddreun is beslist het sterkste aspect aan deze roman, die oorspronkelijk Doggerland heette, maar om onbegrijpelijke redenen hier de titel Storegga kreeg, naar het Noorse woord voor ‘grote rand’ en het Engelse slide dat verwijst naar aardverschuiving. Het is zeker een relevante term in deze roman, maar niet bepaald aanlokkelijk als boektitel. Bovendien wordt Doggerland, ook in de toegevoegde epiloog, niet zonder reden centraal gesteld.
De dreiging van de verwoestende storm weet Filhol geregeld te versterken door bepaalde ontwikkelingen en handelingen te vertragen en daarmee juist alle ruimte te geven. Bijvoorbeeld wanneer Marc in het noodweer op hoge snelheid per auto van Aarhus aan de oostkust van Jutland naar Esbjerg aan de westkust rijdt, volg je door de ogen van de verteller afwisselend zijn gedachten over zijn werk, zijn herinneringen aan vroeger, ook aan Margaret, en zijn afwegingen als automobilist, die ondervindt wat een enorm aantrekkende wind met een auto kan doen. Niet anders dan wat er met loopbanen gebeurt.
Hij weet zijn snelheid te behouden ten koste van een almaar vlugger dalend brandstofpeil, maar daar maakt hij zich geen zorgen om. […] De depressie komt naderbij, zij rijden er echt op af en in hun pogingen zich er een weg doorheen te banen, gaan ze steeds trager. Wie met de wind van achter van de andere kant komt heeft weer zijn eigen zorgen. Maar aan deze kant zullen de bestuurders binnenkort op een ware muur stuiten, die ze met elke omwenteling van de wielen achteruit moeten dwingen […].
Helemaal veelzeggend is het persoonlijke verhaal van Margaret en Marc, zij die professioneel dus lijnrecht tegenover elkaar staan. In Esbjerg geven ze elkaar toe er spijt van te hebben nooit een relatie te zijn begonnen. Nu is het te laat, al laat Filhol nog wel een soort opening. In het grote verband van deze roman, de klimaatverandering, klinkt deze suggestie van onomkeerbaarheid als een huiveringwekkend teken.
André Keikes
Elisabeth Filhol – Storegga. Uit het Frans vertaald door Eva Wissenburg. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 272 blz. € 22,99.