Recensie: G.L. Durlacher– Strepen aan de hemel en andere oorlogsherinneringen
‘Het geweten dat zich uitstrekt’
Strepen aan de hemel van G.L. Durlacher is opnieuw uitgegeven samen met zijn andere oorlogsherinneringen. In het voorwoord refereert Arnon Grunberg aan een gesprek tussen Durlacher en literatuurwetenschapper S. Dresden over de ethische vraag wie er over een extreme werkelijkheid, zoals het kamp, mag schrijven en op wat voor manier. Durlacher vindt dat de beschrijving nauwkeurig moet zijn, zonder fictieve elementen, niet te ‘literair’, omdat de mensen na ons een zuiver beeld van de oorlog moeten hebben. Hij heeft de naamloze slachtoffers een stem willen geven en de naoorlogse generatie een geheugen. De invloed van zijn werk reikt verder dan dat. De ernst van deze nauwgezette beschrijving van de hel, zonder de details van de gruwelijkheden, verbreedt het geweten van de lezer, ook nu nog, of misschien juist nu, nu er veel radicale opvattingen te horen zijn. Het is een monument, een klok die blijft luiden, opdat wij niet vergeten.
De eerste verhalen geven een indringend beeld van zijn jeugd in Baden-Baden, en dus ook van de ‘jekke’, de Duitse jood, die het liefst nog Duitser dan de Duitser wilde zijn, geen Jiddisch sprak, maar Hochdeutsch, zeker zoveel waardering had voor de Duitse cultuur als voor de Joodse traditie, graag naar Wagner luisterde en een groot vertrouwen in assimilatie had. Tussen de warme herinneringen door klinken echter steeds meer signalen van een opkomend antisemitisme: ‘Uit de radio schalt de hele middag marsmuziek en mannen praten over de regering en wat die voor het land zal doen. Bij de bakker op de toonbank staat een vaas met heel veel rood-papieren vlaggetjes met hakenkruis’. Over alle gezellige momenten ligt een schaduw van dreiging. De ruimte voor de joden wordt kleiner en kleiner en uiteindelijk besluit het gezin naar Rotterdam te verhuizen.
Opvallend is dat overal in de bundel, waar Gerhard zich ook bevindt, aandacht is voor de keuzes van individuele mensen uit verschillende bevolkingsgroepen. Zo is er de jongen die naast hem gaat zitten in de klas, totdat hij in elkaar geslagen wordt en toch liever aan het andere eind van de klas gaat zitten. Er is een klasgenoot die Gerhard bedreigt en uitscheldt, maar een andere die hem juist verdedigt. Er zijn docenten die in het geheim de joodse leerlingen blijven lesgeven als de scholen de deuren voor hen moeten sluiten. Er is de schooldirecteur Dr. Logemann die, op het moment dat het gezin in afwachting van verdere deportatie, in een politiecel in Apeldoorn verkeert, voor de celdeur staat:
Ouder, zachter, met moeite de tranen in bedwang houdend. In zijn hand een wiskunde boek: ‘Neem dit mee, misschien kan je nog iets doen daarginds. Ik mocht je even een goede reis wensen.’
De focus op deze individuele keuzes blijft in de hele bundel aanwezig, ook als het gezin steeds dieper doordringt in de hel, via doorgangskamp Westerbork en Theresiënstadt uiteindelijk in Auschwitz-Birkenau. Er wordt niet geoordeeld, maar het effect van de keuzes wordt wel beschreven. Als Gerhard te horen krijgt dat zijn moeder op transport wordt gesteld, sleept hij zijn apathische vader mee naar buiten om afscheid van haar te kunnen nemen:
Mijn ogen verslinden de rijen tot zij bij het blauwgrijs gemêleerde wollen gebreide jasje van mijn moeder tot stilstand komen, het jasje dat ik op een andere planeet als jongen van negen heb mogen helpen uitzoeken. Mijn blik schreeuwt naar haar en haar hart hoort mij. De seconden dat wij elkaar aanzien, met tranen die niet mogen zijn, zijn eeuwigheid.
Door zijn spieren aan te spannen en zijn borstkas te vergroten, lukt het Gerhard wonder boven wonder door de keuring van Mengele te komen. Daarna wordt hij tewerkgesteld in een steengroeve waar hij nog net niet bezwijkt. De bevrijding komt voor hem op tijd.
De uitroep in het motto van Strepen aan de hemel – ‘Eli, Eli, Lama Sabachthani! Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten!’ – strekt zich niet alleen uit tot God, maar over heel Europa: waarom zijn de gaskamers en crematoria niet gebombardeerd, terwijl zoveel mensen op de hoogte waren van wat daar gebeurde? De strepen aan de hemel zijn die van de hoop van de gevangenen op hulp van buiten. Was het politiek cynisme, opportunisme, laksheid, onverschilligheid of naïveteit? Voor Durlacher zijn alle illusies gedoofd. Hij vindt het lastig om zijn houding te bepalen tegenover mensen die hij na de oorlog tegenkomt: hebben zij weggekeken, meegedaan of zich verzet? Die vraag blijft knagen.
Uiteindelijk is Durlachers werk, of hij nu wil of niet, een pleidooi voor literatuur. Ook degene die slechts registreert, maakt keuzes in wat hij precies beschrijft en wat hij weglaat. Juist die individuele afwegingen maken het werk zo aangrijpend. In ‘De zoektocht’ vertelt kampgenoot Dov dat hij in het kamp Dostojevski’s Schuld en boete had gelezen: ‘Het begrip gerechtigheid en de afschuw over een simpele moord waren in mij bewaard gebleven, hoewel ik de wereld buiten niet of nauwelijks kende. Niet alleen tegenover onze groep, maar veel wijder strekte zich mijn geweten uit, misschien wel dankzij Dostojevski’. En hierin geeft Durlacher dan toch, uit de mond van zijn lotgenoot, het belang weer van literatuur, want precies dat is wat er gebeurt in de lezer: het geweten strekt zich uit, het respect voor het leven en de medemens neemt toe.
Dietske Geerlings
G.L. Durlacher – Strepen aan de hemel en andere oorlogsherinneringen. Querido, Amsterdam, Antwerpen. 328 blz. € 21,99.