Recensie: Martin de Haan – Ramkoers
‘Goede romans gaan nergens over’
Het overkomt me niet zo vaak, maar sommige boeken zijn zo ontregelend en verwarrend dat ik ze een tweede keer moet lezen om me er een beetje vat op te krijgen. Dat was ook het geval met Ramkoers, het romandebuut van literair vertaler Martin de Haan. Ik schrijf ‘debuut’, maar de kans is groot dat u al met hem hebt kennisgemaakt, bijvoorbeeld als u Michel Houellebecq in het Nederlands hebt gelezen. Als pleitbezorger van het belang van literair vertalen en hooggewaardeerd beoefenaar van het vak heeft hij allang zijn sporen verdiend.
Op het eerste gezicht lijkt Ramkoers een vrij conventionele roman te worden. Het hoofdpersonage, de perfectionistische, door uitstelgedrag geplaagde fotograaf Jasper van den Berg, is een ietwat sullig type dat zijn brood verdient met weinig glamoureus werk als het fabriceren van een poedelkalender, reclamefoto’s maken voor de lokale fruithandelaar of godbetert babyportretten. Dat gaat gepaard met de nodige melige grappen (‘Baby’s willen nooit wat jij wil, en ze stinken’). Tot zover niets aan de hand, zij het dat er ook een verontrustend nieuwsbericht circuleert over een asteroïde die op de aarde afstevent. Je zou dan denken dat je in de apocalyptische sfeer van pakweg Lars von Triers Melancholia belandt – die film met die planeet die tegen de aarde crasht – maar dat valt allemaal nogal mee: afgezien van wat lichte nervositeit wordt er niet veel ophef over gemaakt.
Gaandeweg wordt het boek steeds raarder omdat de auteur de lezer bestookt met vervreemdingseffecten. Zo heeft hij de gewoonte om regelmatig expliciet in te breken in de roman en de willing suspension of disbelief van de lezer aan flarden te schieten door eraan te herinneren dat het allemaal maar verzinsels zijn. Neem bijvoorbeeld dit fragment:
Aan de rand van het stadje begon het rustige witte weggetje, Stendrich geheten, zich te vertakken en dus logischerwijs belangrijker en minder rustig te worden. Uit alle zijstraten kwamen auto’s druppelen, de druppels voegden zich samen tot een straaltje, dat algauw een straal werd en ten slotte tot stilstand kwam, waarmee meteen ook de dubieuze kwaliteit van mijn watermetafoor aan het licht werd gebracht.
Je amuseert je kostelijk als lezer, maar je wordt wel voortdurend in de maling genomen en weet op den duur echt niet meer wanneer de schrijver het ernstig meent. Het wordt helemaal een gekkenhuis als de protagonist een vreemde schrijver ontmoet in Frankrijk, vermoedelijk het alter ego van de auteur, die geen twijfel laat bestaan over zijn literatuuropvatting:
[…] ik ben aan een roman begonnen. Het is totaal grotesk, ik lap alle regels van de waarschijnlijkheid en de goede smaak volledig aan mijn laars, maar ik heb er erg veel lol in. […] Goede romans gaan nergens over, die zijn er gewoon en nemen de lezer een tijdje mee op de vleugels van hun muziek.
Ik kan niet anders dan het roerend eens zijn met die rare snuiter, en ook de auteurs die de Haan vertaalt, schrijven ‘nergens over’, of beter gezegd: de plot doet er volstrekt niet toe. ‘Realisme is niet alleen zwaar overschat, het is ook gewoon een illusie,’ verzucht Jasper ergens, en ook daarin klinkt de poëtica van de schrijver door.
Maar goed, even terug naar de irrelevante plot van de roman. Na een weekendje in Zeeland met twee vrienden neemt Jasper vrij abrupt de beslissing om naar zijn vriendin Hannah te trekken, die in de Spaanse Pyreneeën woont. Daarvoor moet hij Frankrijk doorkruisen, waar de sfeer dan toch omslaat: mensen hamsteren toiletpapier en brandstof wordt schaarser, er staan lange rijen aan de tankstations, en met stokken en staven bewapende jongeren slaan alles kort en klein. De sfeer van Michel Houellebecqs roman Onderworpen komt akelig dichtbij, ook al omdat de Haan zoals de Fransman nogal van registerwissels houdt en bijvoorbeeld technische details over allerlei apparaten in zijn tekst verwerkt (‘Met zijn maximale opening van f/0.95 beloofde de lens, die vanaf f/1.4 ook aan de beeldranden haarscherp was, een geheel nieuwe standaard te zetten op het gebied van met name portretfotografie’), maar vooral door de voortdurende ironie, misantropische humor en verregaande ambiguïteit (‘een zwaar onderschat esthetisch principe’) van zijn boek: bijna niets is wat het op het eerste zicht lijkt. Waardoor je dus als lezer ook moet rekening houden met de mogelijkheid dat je door tunnelvisie wordt geplaagd en overal sporen van Houellebecq begint te zien, of dat de schrijver gniffelend vernuftige dwaalsporen en valstrikken heeft gelegd om je te jennen, want hij weet dat jij waarschijnlijk weet dat hij die en die schrijvers heeft vertaald. Je wordt er soms wel een beetje gek van, eerlijk gezegd.
Als Jasper zonder diesel valt in deze ‘disaster romance road novel’ (ongetwijfeld ook een grap) moet hij verder met de fiets. Overnachten doet hij in enige Franse kasteeltjes die door Hollanders zijn opgeknapt en ingericht als enige bed and breakfast waar alleen maar andere Hollanders komen logeren – geen enkele Fransman haalt het immers in zijn hoofd om zo’n bouwvallig château op te kalefateren. En alles eindigt uiteindelijk even abrupt als het is begonnen, zonder dat de wereld ten onder gaat (het moge ondertussen duidelijk zijn dat een spoiler alert nergens voor nodig is).
Enfin, als het er in een recensie op aankomt om te evalueren of de auteur in zijn intentie is geslaagd, moet ik u teleurstellen, want ik heb nog steeds geen flauw idee wat die intentie precies was. Wel heb ik me uitstekend vermaakt en kijk ik zeker uit naar de volgende roman van Martin de Haan, al verwacht ik niet dat ik daar veel wijzer van zal worden. Maar misschien was dat precies de bedoeling? Misschien gaat het er nou net om dat ons beeld van wat een literaire roman is, of zou moeten zijn, op losse schroeven wordt gezet?
Daan Pieters
Martin de Haan – Ramkoers. De Arbeiderspers, Amsterdam. 360 blz. € 22,99.