Recensie: Michal Ajvaz – De andere stad
De wondere wereld van Michal Ajvaz
De andere stad is het eerste werk van Michal Ajvaz dat door Tieske Slim vakkundig in het Nederlands werd vertaald. Het gaat dus om een nieuwe Tsjechische schrijver die hiermee aan het Nederlandse lezerspubliek wordt gepresenteerd. Ajvaz (geboren in Praag in 1949) heeft in eigen land echter al een reeks publicaties op zijn naam staan: een dichtbundel (debuut 1989), essay- en verhalenbundels, romans. Tevens is hij literatuurwetenschapper. Het jaar van zijn debuut verwijst naar de omwenteling waarmee werd afgerekend met het communisme en waardoor een nieuwe fase in de Tsjechische literatuur mogelijk werd. Ervoor had Ajvaz allerlei baantjes als gewoon arbeider verricht en voor ‘in de bureaulade’ geschreven, zoals de dissidenten van toen dit noodgedwongen gewend waren. Sinds de omwenteling stond de literatuur weer open voor alle invloeden van buiten en daar sloot Ajvaz zich graag bij aan.
De eerste versie van De andere stad stamt al uit 1993, de hier vertaalde herziene versie kwam in 2005 uit. Tussen deze jaren en het jaar van de vertaling ligt een lange periode, wellicht veroorzaakt door het vrij ontoegankelijke karakter van Ajvaz’ proza. Het is dan ook de verdienste van Tieske Slim, die eerder Een bedroefde God (2019) van Jiří Kratochvil vertaalde, om Ajvaz’ gecompliceerde wereldbeeld in het Nederlands over te brengen. Het was haar persoonlijke keuze, vertelde ze bij de (digitale) boekpresentatie: ze was meteen door de roman gebiologeerd en moest die vertalen. De Groningse Uitgeverij kleine Uil, die eerder haar vertaling van Kratochvil had uitgegeven, vond ze bereid ook dit werk uit te brengen, wat voor een kleine uitgeverij een moedige beslissing was, want De andere stad is geen gewoon werk, niet qua thematiek en niet qua constructie. Er gebeuren de vreemdste dingen in die rationeel vaak moeilijk met elkaar zijn te rijmen. Vandaar dat zich algauw het etiket magisch realisme aanbiedt, een stroming die in het Tsjechoslowakije van voor 1989 niet aan bod kon komen.
De roman opent met een bezoek van de ik aan een tweedehands boekwinkel in hartje Praag. Buiten dwarrelt er sneeuw en sneeuw zal een zich herhalend motief worden als iets wits en kouds en iets wat net als de schemering en nacht de zichtbare wereld verhult en een andere waarneembaar maakt. Binnen in de knus warme winkel ontdekt hij tussen de zachtjes zuchtende boeken een mysterieus exemplaar in paarse band dat een sterke geur afgeeft en in een volstrekt onbekend schrift is geschreven dat van een andere wereld afkomstig lijkt. Het is mooi in beeld gebracht door een illustratie. Om die andere, duistere wereld zal het gaan:
De grens van onze wereld is niet ver weg […], hij licht vaal op in onze meest naaste omgeving. Uit een ooghoek zien we altijd een glimp van een andere wereld, zonder het te beseffen. We lopen voortdurend langs een oever en langs de rand van een oerwoud […]
In een notendop ligt hier de zienswijze van de ik besloten. Hij loopt door een reëel Praag, met voor wie Praag een beetje kent, duidelijk herkenbare locaties: de Karelsbrug, de universiteitsbibliotheek (Clementinum), het Oude Stadplein, de Petřínheuvel, het koffiehuis op het Malá Stranaplein, een bistro aan het Pohořelecplein, de Sint-Nicolaaskerk (met de grote koepel), de Nerudastraat, de Sint-Vituskathedraal (op de Burcht), et cetera. Zo opgesomd lijkt het een toeristische gids, maar al deze locaties zijn slechts vertrekpunten voor de imaginatie, voor het ervaren van een voor ons onzichtbare andere wereld die zich aan de ik als reëel openbaart, vol bizarre beelden die soms samenhang lijken te vertonen, soms ook niet. De ik is op zoek naar de herkomst van het paarse boek met het exotische schrift, steekt hiertoe herhaaldelijk een grens over en komt zo in een parallelle wereld terecht die niet de herkomst van het boek verraadt, maar de intuïtief waarneembare aanwezigheid van die andere wereld zichtbaar maakt.
Wie binnendringt in die andere wereld is verloren, hij zal er nooit uit terugkeren in de zin dat deze altijd bij hem blijft, het is een oerwereld (zoals Ajvaz het eerder benoemde als een oerwoud) met een eigen landschap, eigen wezens, eigen taal, eigen rituelen en een eigen mythologie. Het is ook een wereld zonder centrum, maar een die zich voortdurend voortzet in andere, volgende ruimtes, met steeds nieuwe perspectieven. Onder de Petřínheuvel bevindt zich (letterlijk) een geheime kathedraal waar een zwarte mis wordt opgedragen, de sokkels van de beelden op de Karelsbrug blijken toegangspoorten tot die wereld en af en toe springt er zomaar een eland uit. Vissen (een haai, rog, walvis, inktvissen) vormen een paradigma, verbonden met water, zee, oesters, watergeesten. De zee weer met heuvels, wolken en donzen dekbedden, waaronder je hemels kunt wegdromen. In plaats van een echte tram rijdt er over het Malá Stranaplein opeens een groene tram van marmer die in de schemering de stad verlaat en zijn route voortzet door weiden en bossen. Maar zoals al die werelden in werelden geen eindpunt kennen, zo is er ook niet één sleutel om wat er in dat parallelle zijn gebeurt, te ontcijferen. Het blijft een open wereld waarin het ontdekken en gefascineerd raken door de reeksen beelden die uit bepaalde locaties in bepaalde situaties voortkomen, belangrijker zijn dan het rationeel begrijpen ervan.
Tot slot: een kaartje met de locaties zou Praag voor de niet-kenner zichtbaarder hebben gemaakt alsmede hier en daar door een verklarende noot begrijpelijker, bijvoorbeeld wanneer aan het einde van de roman na alle omzwervingen door deze en de andere wereld het oude pittoreske Praagse wijkje Nový Svět (Nieuwe Wereld) wordt bezocht, wat duidelijk betekenisvol (ook letterlijk) bedoeld is.
Kees Mercks
Michal Ajvaz – De andere stad. Vertaald door Tieske Slim. Uitgeverij kleine Uil, Groningen. 256 blz. € 22,50.