Recensie: Patrick Loobuyck – Met elkaar – Voor elkaar
Toegankelijk en bedachtzaam nadenken over de coronacrisis
Patrick Loobuyck is als moraalfilosoof verbonden aan de Universiteit Antwerpen en de UGent. Hij doceert ook politieke filosofie en mengt zich vanuit die expertise in het maatschappelijke debat. Bij aanvang van de coronacrisis dacht hij een rustige periode tegemoet te gaan. De thema’s van de multiculturele samenleving waarmee hij zich bezighield werden in het publieke debat vervangen door thema’s waar hij niet meteen de gepaste kennis voor bezit: statistiek, virussen, pandemieën. Maar al vlug bleek dat de coronacrisis ons democratisch samenlevingsmodel in vraag stelt en vele filosofische vragen opwerpt over vrijheid, gelijkheid, solidariteit en burgerschap.
Patrick Loobuyck is geen radicaal denker: hij neemt meestal een middenpositie in. Hij heeft zowel oog voor ingrijpende overheidsmaatregelen als de kwalijke neveneffecten die er het gevolg van zijn. Zelf noemt hij het ‘combinatiedenken’. De werkelijkheid is immers te complex om het vanuit slecht één standpunt te bekijken. Hij kijkt dan ook met een bitter gevoel naar de polarisatie die op sociale media is ontstaan. ‘De in zichzelf gekeerde houding hypothekeerde het open debat en het kritisch denken.’ Mensen discussiëren te vaak om anderen te veroordelen en om het debat te winnen in plaats van om bij te leren. Het probleem is dan weer dat een open houding contra-intuïtief is en moet aangeleerd worden.
Niettemin is Loobuyck soms stellig: over democratie moet altijd een publiek debat mogelijk zijn, maar over de geldigheid van wetenschappelijke bevindingen niet. In het kader van goed burgerschap moet iedere stem worden gehoord. Antivaxers hebben uiteraard vrijheid van meningsuiting maar dat impliceert niet dat ze in een duidingsprogramma op de openbare omroep op gelijk niveau moeten worden gezet met wetenschappers. Ook is Loobuyck duidelijk over vaccinaties. Vaccinaties staan vooral in het teken van de zorg voor anderen. Groepsimmuniteit houdt geen rekening met de reden waarom mensen zich niet laten inenten. Bovendien gedragen diegenen die zich niet laten vaccineren zich als vrijbuiters die genieten van een publiek goed dat tot stand is gekomen zonder er zelf aan te hebben bijgedragen. Uit onderzoek blijkt duidelijk dat mensen die gevaccineerd zijn veel minder besmettelijk zijn en dus nauwelijks een gevaar zijn voor elkaar. Het is dus legitiem om mensen anders te behandelen. De overheid kan immers enkel iemands vrijheid beperken indien schade aan anderen wordt toegebracht. In lijn hiermee wordt een coronapas beargumenteerd:
De coronapas dient dan ook níét om solidariteit te ondermijnen, vrijheid te fnuiken of mensen te stigmatiseren. Hij dient om zoveel mogelijk mensen vrijheid te schenken, op een veilige en gezonde manier. Natuurlijk moeten we allerlei ethische kwesties goed in het oog houden, zoals het respect voor de privacy en de persoonlijke gegevens, de fraudegevoeligheid, een wettelijk omkadering en de tijdelijkheid, toegankelijkheid en kostprijs van testen. Maar deze overwegingen sluiten niet uit dat werken met testbewijzen of een coronapas een onderdeel van goed beleid kan zijn.
Het stuk over kritische burgerschap is uitermate interessant omdat het gaat over het belang van onderwijs, een kritische houding ten opzichte van de media en kritisch denken op zich. Veel mensen verwarren kritisch denken immers met ingaan tegen de heersende wijze van denken of eindeloos vragen stellen en verwarring zaaien. Op sociale media worden voorstanders van de regeringsbeslissing om vrijheden te beperken dikwijls weggezet als kuddedieren. ‘Kritisch denken is echter niet gelijk aan de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste twijfel aan zaken waar je weinig vanaf weet.’ Loobuyck maakt ook interessante opmerkingen over fake news, complottheorieën en groepsdruk.
Op overtuigende wijze wordt aangetoond waarom in een vrije en open samenleving de overheid soms het recht heeft om vrijheden te beperken. Het dragen van een mondmasker, het verplicht thuiswerken en beperken van de sociale contacten zijn immers niet in de eerste plaats maatregelen om onszelf te beschermen maar om de gezondheid van anderen veilig te stellen en om de werking van de ziekenhuizen te garanderen. De zaak is uiteraard complexer en daarom wordt ook ingegaan op belangrijke onderwerpen als proportionaliteit, ideologisch gebaseerde beslissingen en het gevaar van disciplinerend machtsmisbruik.
Loobuyck heeft als filosoof uiteraard een intellectueel referentiekader. Hij verwijst naar denkers die hem hebben beïnvloed: John Rawls, John Stuart Mill en Jürgen Habermas. Maar de zware filosofische kost wordt in Met elkaar – Voor elkaar bewust beperkt zodat de lezer die daar geen boodschap aan heeft, het boek ook vlot kan lezen. De auteur geeft ook steeds concrete voorbeelden, soms uit de persoonlijke sfeer. Dit maakt het boek aangenaam om te lezen. Het optimisme dat uit het boek spreekt is bovendien een verademing: het was niet altijd eenvoudig om solidair te zijn, maar blijkbaar is het toch gelukt om met elkaar en voor elkaar de crisis het hoofd te bieden. Wat niet impliceert dat de strijd al volledig gestreden is en zeker niet in de ontwikkelingslanden. De rechtstaat is op de proef gesteld, maar is niet ten onder gegaan, in tegenstelling tot wat doemdenkers soms beweren. Het enige minpuntje is dat het boek soms een samenvatting is van de gebeurtenissen die zich afspeelden tijdens de coronacrisis en voor wie de actualiteit steeds heeft gevolgd zijn deze passages niet nieuw en misschien overbodig.
Kris Velter
Patrick Loobuyck – Met elkaar – Voor elkaar. De kunst van het samenleven in crisistijd. Pelckmans, Kalmthout. 272 blz. € 20.