Recensie: Slobodan Snajder – De reparatie van de wereld
De mens rent als een blinde achter vlaggen aan
Wie denkt dat de wereld van nu stuk is, zou ter relativering De reparatie van de wereld eens moeten lezen. Deze epische roman draait om Georg Kempf, kortweg ‘Kempf’ genoemd, een Kroaat die in 1943 als ‘Volksduitser’ wordt opgeroepen voor de Waffen SS. Volksduitsers was de term om Duitstaligen aan te duiden die buiten Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland woonden, meestal al generaties lang. Toen de Duitsers grote verliezen begon te lijden, vormden deze minderheidsgroeperingen een aantrekkelijk potentieel voor de nazi’s: nieuw kanonnenvoer. Hoe Duits Volksduitser Kempf precies was, wordt óók uitgebreid uit de doeken gedaan in deze ontzagwekkende historische roman. Dat begint met betovergrootvader Kempf, die in het ‘rampjaar’ 1769 vanuit de Duitse Palts verkast naar een gebied dat aanvankelijk aangeduid wordt als ‘Transsylvanië’, oftewel Slavonië, het oosten van Kroatië. Dit doet hij in het kader van een herbevolkingsprogramma van keizerin Theresia, die, nu de Turken teruggedrongen zijn naar hun Ottomaanse Rijk, haar gebieden wil ‘bevolken’. De keizerlijke recruiter die de arme boeren en houthakkers zover probeert te krijgen deze verhuizing naar een voorgespiegeld land van melk en honing te wagen, wordt met hilarisch aandoende argwaan tegemoet getreden door de bijgelovige bevolking, van wie sommigen een levensgrote rat in de man menen te herkennen. (Ratten en rattenvangers door wie mensen zich in de luren laten leggen, spelen sowieso een prominente rol in deze roman). Per vlot, vergezeld door een Turk en een Jood zakt oervader Kempf de Donau af. Vervolgens maken we een sprong in de tijd van 150 jaar naar 1919, het jaar waarin hoofdpersoon Kempf geboren wordt. Daarbij wordt maar kort stilgestaan, want een paar hoofdstukken verder is het alweer 1941 en lezen we over de groeiende populariteit van de Hitler-Jugend onder de Volksduitsers in Kroatië. Uiteindelijk treedt Kempf als ‘gedwongen vrijwilliger’ in september 1943 toe tot een divisie van de Waffen SS. Die divisie bestaat uit een allegaartje aan nationaliteiten, waarbinnen Russen-hatende Oekraïners de relatief grootste groep vormen. Via Oostenrijk wordt Kempf naar Polen gestuurd, waar hij het moet opnemen tegen elkaar onderling bestrijdende partizanen én het oprukkende Rode Leger. Nieuwsgierig naar Polen, koopt hij op het station een toeristenbrochure, waarin onder andere een bezoek aan het hertogdom Auschwitz en Zator wordt aangeraden, ‘slechts 69 kilometer per spoor vanuit Krakau!’ (Uitroeptekens komen ook veelvuldig voor in deze roman, iets wat soms voor een vreemd, ironisch effect zorgt).
Eenmaal in Polen komt het nog niet tot echte oorlogshandelingen. Voordat het zover is, wordt Kempf verliefd op een Poolse partizane en deserteert hij uit het Duitse kamp. Maar de partizane wordt verraden en Kempf moet het in zijn eentje zien te redden, te midden van een letterlijk en figuurlijk ontmenselijkte omgeving. Huiveringwekkendste passage is hier zijn kennismaking met de jood Leon Mordechai, die hem meeneemt naar het op dat moment net platgebrande concentratiekamp Treblinka: een massagraf waarin de plaatselijke Poolse bevolking met een beestachtige gretigheid kostbaarheden van de ontbindende lichamen plundert, een historisch feit dat bekend staat als ‘de goudkoorts van Treblinka’. Via allerlei omzwervingen, die qua naargeestigheid soms bijna niet in woorden zijn uit te drukken en die hij met meer geluk dan wijsheid overleeft, wordt Kempf uiteindelijk ingelijfd door het Rode Leger. Dat blijkt zijn redding: tot ver na de oorlog vormt zijn ontslagbrief uit het Russische leger zijn vrijgeleide. Dat hij onder zijn linkerarm waarschijnlijk ook een getatoeëerde letter ‘A’ heeft (zijn bloedgroep), zoals bij de Waffen SS gebruikelijk was (tenzij dat een mythe is), houdt hij de rest van zijn leven verborgen. Hij begint een nieuw leven als wannabe-bohémien in de opkomende communistische heilstaat van Tito. Na een mislukt huwelijk met Vera, een Joegoslavische partizane, en een leven vol drank en middelmatige poëzie, sterft Kempf alleen, slechts omringd door boeken. Het is dan het begin van de jaren negentig van de twintigste eeuw en een nieuwe oorlog staat op het punt van uitbreken. Zijn zoon, bij wie het vertelperspectief inmiddels ligt, durft niet te controleren of het ‘Kaïnsteken’, een teken voor iemand met een slechte inborst, onder de arm van zijn vader nu echt bestaat of niet. Zijn vader sprak niet over de oorlog, maar liet zich wel een keer ontvallen dat hij met eigen ogen gezien had dat de schoorstenen van Auschwitz 24 uur per dag rook uitbraakten.
Het personage Kempf is gebaseerd op Duro Snajder, de vader van de auteur. Duro Snajder was een in voormalig Joegoslavië redelijk bekende dichter. Treffend hierbij is wel de naam van de auteur en zijn vader: ‘Snajder’ is ‘Schneider’ gespeld op z’n Kroatisch, een passend symbool voor de innerlijke verscheurdheid die een leven tussen twee culturen in kan opleveren. Snajder sr./Kempf hoort nergens écht bij: niet bij de SS, niet bij het Rode Leger, niet bij de bohemiens en niet bij zijn gezin. Het knappe aan het personage Kempf is verder het feit dat hij zo weinig uitgesproken is. Hij heeft nauwelijks een mening, is een beetje een meeloper en als hij zich voorneemt om A te doen, maar B dient zich aan, dan neemt hij ook genoegen met B. De plot, vol indringende beelden en soms gruwelijke details, doet in de verte wel denken aan Montyn van Dirk Ayelt Kooijman, alleen voegt Slobodan Snajder daar heel veel aan toe door eindeloos te variëren in vorm, stijl, vertelperspectief en zelfs lettertypen. Het ene hoofdstuk is geschreven in de vorm van een brief, het andere is een biografisch verslag en in gekaderde terzijdes komt het kritische, ongeboren kind van Kempf en Vera aan het woord. De thematiek doet Hermansiaans aan: de mens als een speelbal van het noodlot in een onkenbare, vijandige en chaotische wereld; de mens is een egoïst, rent als een blinde achter vlaggen aan en wordt zo het slachtoffer van zijn eigen overhaaste beslissingen. De reparatie van de wereld beschrijft ook de lange, barre reis van ontheemde individuen, de argwaan waarmee vreemdelingen tegemoet worden getreden en de herhaalde, totale chaos die het gevolg is van eeuwig voortdurend menselijk falen. Niet alleen de wereld is onkenbaar, de mens is dat hier ook. Snajder zet alle mogelijke middelen in om deze roman tot een invoelbaar, volkomen eigenzinnig literair kunstwerk te maken en slaagt daarin wonderwel. De reparatie van de wereld, terecht genomineerd voor de Europese Literatuurprijs 2021, is gruwelijk en schitterend tegelijk.
Sander Meij
Slobodan Snajder – De reparatie van de wereld. Vertaald door Roel Schuyt. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 240 blz. € 29,99