Gedicht: Johannes van der Sluis – Poëzie na Auschwitz – een tweeluik
Magnum opus
’s Nachts
bij de uitgang
van het vijfsterrenhotel
in de straat
waar Rembrandt
nog heeft gewoond
begint een veertigjarige kunstenares
in een strakke zwarte jurk
met kant
over de sollicitatie
van een minnaar
ik heb twee leuke kinderen
vrienden
allemaal prima
maar met alle drukte
is er gewoon geen tijd
daarom een sollicitatie
lichaamsgewicht
lengte
bijvoorbeeld
gevraagd
toen meldde hij zich
na het gesprek
zei ik
jij wordt de projectleider
van mijn billen
ik weet niet
of ik verliefd ben
hij heeft een goed hart
laatst werd ik zelfs
een beetje jaloers
hij is timmerman
op de Huishoudbeurs
er was een Caribische vrouw
à la Grace Jones
vertegenwoordigster
in stofzuigzakken
het is toch belachelijk
om jaloers te worden
op een vertegenwoordigster
in stofzuigzakken
mijn homoseksuele klusjesman
noemt hem
de hond
hij kwam binnen
hij is als familie
en toen vroeg hij
wie is die hond?
sindsdien refereert hij
aan hem
met de hond
gaat de hond
ook mee?
het zijn rare tijden
waarom geen sollicitatie
door de draaideur
gaan we
naar buiten
bibliotheken zijn volgeschreven
over esthetica
in kunstkaternen
van kranten
wordt soms gesproken
over het magnum opus
schoon is
het achterwerk
het magnum opus
in theorie
van kunstenaressen
niet uitgezonderd
natuurlijk
het schone is hier
ook het ware
en het goede
de projectleider is 32
Jezus
die het einde nadert
van Zijn magnum opus
Amsterdam, 19 maart 2019
Afbeelding: Wikimedia Commons