Recensie: Philip Roth – Patrimonium
De rollen omgedraaid
‘Vaderlijk erfgoed, erfdeel’ geeft het woordenboek als betekenis voor het Latijnse woord patrimonium. Philip Roth had voor zijn nieuwste boek geen betere titel kunnen bedenken. Het is geen roman, maar een waar verhaal waarin zowel het erfgoed in bredere zin als het erfdeel in engere zin ter sprake komt.
Het is een liefdesverklaring aan de gestorven vader, een verzoening met de herkomst en daardoor ook een afrekening met eerder werk van de schrijver waarin het familiezieke joodse milieu in de Verenigde Staten werd gehekeld.
In Patrimonium heeft Roth geen alter ego’s als Zuckerman of Portnoy nodig. Hij beschrijft zonder opsmuk, in kale, koele zinnen de laatste levensjaren van zijn vader, Herman Roth, bij wie op zijn zesentachtigste een tumor in de hersenen wordt geconstateerd. De ik is, onverhuld, Philip Roth zelf, de auteur van succesromans als Portnoy’s klacht. Vaarwel, Columbus en De Grote Amerikaanse Roman, geboren in 1933 in een joods middenstandsgezin in New Jersey. Roth schreef het boek ‘Voor onze familie, de levenden en de doden’, en — zoals hij op de laatste bladzijde zegt — ‘omdat ik nu eenmaal een onbetamelijk beroep heb’.
Het omslag van prijkt met een kiekje dat in de zomervakantie van 1937 met een Doxje werd gemaakt: de drie mannen van het gezin Roth uit Newark. De kleinste, Philip, 4, staat voorop; achter hem, de handen op zijn schouders, zijn vijf jaar oudere broer Sandy; daarachter Herman, de vader, 36, in de kracht van zijn leven. Gedrieën vormen ze een V,
met mijn twee kleine sandaaltjes als punt onderaan, terwijl de twee indrukwekkende schreven van de letter gevormd worden door de brede lijn van mijn vaders stevige schouders. […] Ja, die foto straalt de V van Victorie uit; van Victorie, van Vakantie, vande kaarsrechte, ongebogen Verticale lijn! Daar heb je ons, de mannelijke lijn, ongekrenkt en gelukkig, oplopend van ontluiken tot volle wasdom!
Op de achterflap staat een recent portret van de schrijver, in wiens gezicht onmiskenbaar de trekken van zijn veel jongere vader op het andere fotootje zijn te herkennen. Aan je afkomst valt niet te ontkomen; hoe je je op jongere leeftijd ook tegen je ouders verzet, je kunt niet te ontkennen dat je aan hun lenden bent ontsproten zoals zij aan hun ouders etc. en dat je daardoor deel uitmaakt van iets groots en ongrijpbaars: het gemeenschappelijk verleden, de familiegeschiedenis.
In het geval van Philip Roth is die familiegeschiedenis weer verbonden met de geschiedenis van het joodse volk en met alles waar die voor staat. De ontsnapping aan het antisemitisme en de economische malaise in het negentiendeeeuwse Oost-Europa, de nieuwe toekomst in Amerika, het verloochenen van dat Europese verleden in ruil voor de nieuwe Amerikaanse waarden maar daarbinnen toch het vasthouden aan die onvervreemdbare joodse identiteit.
Herman Roth werkte zich op tot verzekeringsman. Hij was een trotse, standvastige man met een moeilijk karakter, een harde werker, begiftigd met een koppigheid die door de strikte taakverdeling binnen het gezin en het vanzelfsprekende schikken daarnaar door de moeder in evenwicht werd gehouden. Na zijn pensionering brengt hij zijn vrouw tot wanhoop doordat hij zich met haar werk gaat bemoeien en altijd alles beter denkt te weten: zij denkt zelfs aan scheiding.
Als de moeder aan een acute hartstilstand overlijdt, wordt vader Roth op zichzelf teruggeworpen. Hoewel hij niet op een paar centen hoeft te kijken, ontwikkelt zich bij hem een voor zijn zoon verbijsterende krenterigheid. Hij vindt een nieuwe levensgezellin die hij kan tiranniseren totdat hij op zijn zesentachtigste wordt geconfronteerd met de ultieme waarheid: ook hij is sterfelijk.
Bij de arts die om een second opinion wordt gevraagd, zegt hij: „Maar als ik nog een paar jaar zou mogen leven…” De zoon houdt in gedachten een pleidooi voor zijn vader:
Ik, heb mezelf opgewerkt uit de immigrantenstraten terwijl ik niet eens middelbare school had, ik heb me nooit klein laten krijgen, ik heb nooit de wet overtreden, nooit de moed verloren of gezegd ‘Ik geef het op’. Ik ben een trouwe echtgenoot geweest, een goed Amerikaan en een trotse jood, ik heb twee schatten van jongens alle mogelijkheden gegeven die ik zelf nooit heb gehad en het enige dat ik eis is waar ik recht op heb — nog eens zesentachtig jaar! Waarom moet een mens überhaupt sterven?
Het is een goede vraag, concludeert Roth, daarmee impliciet zijn eigen sterfelijkheid ter discussie stellend. Ooit heeft Philip Roth afstand gedaan van zijn erfdeel ten gunste van zijn kennelijk in minder gunstige financiële omstandigheden verkerende broer Sandy, maar als de tumor in de schedel van zijn vader zich openbaart als de verstoorder van de droom van het eeuwige leven, krijgt hij daar spijt van, wil hij het deel waarop hij recht heeft, hebben:
Ik wilde het geld hebben omdat het zijn geld was en omdat ik zijn zoon was en recht had op mijn portie en ik wilde het hebben omdat het, hoewel het niet letterlijk een rib uit zijn zwoegende lijf was, in zekere zin toch de belichaming was van alles wat hij had overwonnen en overleefd.
De schrijver krijgt wel de scheerbeker die nog van zijn overgrootvader is geweest, het enige familiestuk dan nog herinnert aan de immigrantentijd van rond de eeuwwisseling. In Patrimonium worden de rollen langzamerhand omgedraaid. De zoon wordt de vader, de vader het kind dat verzorging behoeft. Niet zonder gevoel voor humor beschrijft Roth de haast tot een kunst gecultiveerde eigenwijsheid van zijn vader, maar het is toch ook niet zonder verbittering dat de auteur de sluipende neergang en het ontluisterende verval gadeslaat.
Romanschrijvers zijn per definitie heer en meester over het leven van hun personages, maar in dit ware verhaal moet Philip Roth toezien hoe het werkelijke leven zijn eigen ondoorgrondelijke weg gaat. Patrimonium is een hoogst persoonlijk — zeg maar: naakt — boek waarin de schrijver voor de verandering eens met lege handen staat. Roth, die het groteske en het karikaturale in zijn romans in het algemeen niet uit de weg gaat, moet door de aftakeling en de dood van zijn vader constateren dat er op de grote vragen des levens geen antwoord bestaat, dat een roman zich van begin tot eind laat construeren maar de werkelijkheid niet.
Dat maakt van Patrimonium een ontwapenend en ontroerend boek, een hoogtepunt in — en tegelijkertijd een onbedoeld commentaar op — het oeuvre van Philip Roth.
Frank van Dijl
Philip Roth – Patrimonium. Een waar verhaal. Vertaling Else Hoog. Meulenhoff.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Algemeen Dagblad, 18 april 1991. Philip Roth (1933) overleed in 2018.