Recensie: Alejandro Zambra – Bijna een vader
Middelmaat
Er zijn massa’s rise-and-fall-verhalen over hoogmoed voor de val, maar ik ken niet veel boeken die over middelmatigheid gaan. In weerwil van de Amerikaanse mythe dat je alles kunt bereiken als je er maar hard genoeg in gelooft, is mediocriteit nochtans het lot voor een groot deel van de mensheid, anders zouden haast alle jongetjes later profvoetballer worden.
In Bijna een vader voert de Chileen Alejandro Zambra (1975) wel een middelmatige hoofdfiguur op. Zijn Gonzalo is geen totale loser – hij doceert tenslotte aan de universiteit – maar een succesverhaal kan je zijn leven toch ook niet noemen. Zijn liefdesleven is om te beginnen al een knoeiboel vanjewelste: als hij in 1991 Carla leert kennen in een buitenwijk van Santiago de Chile, kort nadat dictator Pinochet de macht heeft neergelegd, gaan de twee een flikkerlichtrelatie aan met meer diepte- dan hoogtepunten. Dat Carla zelfs bij het prille begin, na een mislukte vrijpartij – seks is altijd geklungel bij Zambra – in een luizig ‘liefdesmotel’, al weinig waardering kan opbrengen voor Gonzalo’s middelmatige gedichten, voorspelt al niet veel goeds:
Gonzalo begon met een gedragen frasering aan de voordracht van zijn sonnetten, en hoewel Carla ze graag goed wilde vinden, deden ze haar eigenlijk niets. Tijdens het luisteren dacht ze aan Gonzalo’s nek, aan zijn borst, die zo glad was als ijs en toch zo warm, aan zijn sierlijke, bijna zichtbare geraamte, aan zijn soms grijze, soms groene en altijd wat vreemde ogen; ze vond hem beeldschoon en wat zou het fantastisch zijn geweest als dat ook voor zijn gedichten zou gelden, die ze niettemin aanhoorde met respect en een glimlachje dat sereen en ontspannen over moest komen, maar eerder een oefening in melancholie leek.
Als ze elkaar dan na een lange breuk toch weer vinden, blijkt Carla een zoon te hebben met een andere man. Gonzalo moet dus de rol van stiefvader spelen, maar ook daarvoor lijkt hij niet al te veel talent te hebben. De relatie met zijn stiefzoon Vicente verloopt moeizaam en wordt er niet eenvoudiger op naarmate de twee personages ouder worden, wat dan weer tot wrijvingen met Carla leidt. ‘Ik ben een veel betere vader dan die lul van een godverdomde saaie, lelijke, middelmatige, benepen strontzak die hem er bij jou in heeft gehangen,’ laat Gonzalo zich bijvoorbeeld ontvallen tijdens een ruzie die elke relatietherapeut tot complete wanhoop zou drijven. Een miskraam, geldproblemen en andere nevenintriges stellen hun relatie nog verder op de proef. Carla levert daarbij vooral droge, onbedoeld grappige commentaar (‘Ik wilde je vertellen dat ik een halfuur geleden wakker werd en naar de wc liep en dat ik het natuurlijk irritant vond om jouw pis op te moeten ruimen, maar daarna ging ik zitten om te plassen en deed ik een test en ik ben zwanger’).
De oorspronkelijke titel van deze roman luidt Poeta chileno, en Chileense dichter is misschien een vlag die de lading beter zou hebben gedekt. In een land van dichters – Chili is met onder meer Pablo Neruda en Gabriela Mistral zeer goed vertegenwoordigd in de Spaanstalige poëzie – moet Gonzalo niet alleen opboksen tegen een verpletterende literaire traditie, maar voert hij ook een strijd met een omgeving die onverschillig staat tegenover zijn schrijfsels. Dat geldt zeker voor de nuchtere Carla:
Carla lag in bed op hem te wachten, ze had de tv uitgezet. Hij las haar de eerste twintig gedichten voor, die ze ronduit slecht vond, hoewel ze bang was dat ze misschien niet genoeg van poëzie afwist om er een mening over te hebben – dat was een compassievolle gedachte, want eigenlijk was ze er absoluut zeker van dat ze, ondanks haar historische afstand tot de poëzie, in staat zou zijn om een goed gedicht te herkennen, een gedicht dat haar op zijn minst zou intrigeren; wat ze hoorde vond ze simpelweg slecht, dus ze besloot als volgt: ze zou haar mond houden.
Elk nieuw boek van Alejandro Zambra is steevast een verrassing. Het ene is al beter geslaagd dan het andere, maar het minste wat je kunt zeggen, is dat hij nooit in herhaling valt. Naast zijn poëzie vermelden we vooral het intrigerende, flinterdunne Het verborgen leven van bomen, het nogal chaotische Mijn documenten, dat op het eerste gezicht eerder een samenraapsel van toevallig gebundelde teksten lijkt, of Begrijpend lezen, een volledig in de vorm van meerkeuzevragen opgesteld boekje waar de lezer mee aan de slag moet. Bijna een vader is uitzonderlijk lang voor zijn doen, en bij de voorstelling van zijn boek in Brussel leek hij daarover ook een lichte gêne te voelen – niemand heeft eigenlijk nog tijd om hele dikke boeken te lezen, aldus Zambra – maar hij toont er wel mee aan dat hij meerdere literaire disciplines aankan en ook een begenadigd marathonschrijver is. Daarbij hanteert hij een subtiele, bedrieglijk eenvoudige stijl, zonder uit te pakken met protserige mooischrijverij. Het aloude cliché ‘easy reading is damn hard writing’ geldt zeker voor Zambra, nog steeds een van de meest originele stemmen in de hedendaagse Latijns-Amerikaanse literatuur.
Daan Pieters
Alejandro Zambra – Bijna een vader. Uit het Spaans vertaald door Brigitte Coopmans. Meridiaan Uitgevers, Amsterdam. 448 blz. € 26,99.