Recensie: Jolande Withuis – Geen tijd verliezen, Jeanne Bieruma Oosting 1898-1994
Niks geen deftige dame, een taaie vechtjas. Kunstenaarsbiografie van Jeanne Bieruma Oosting
Van twee zittende museumdirecteuren bleek bij navraag, dat ze niet erg geïnteresseerd waren in deftige kunstenaars als Jeanne Oosting, zo vermeldt Jolande Withuis in haar onlangs verschenen biografie, Geen tijd verliezen, Jeanne Bieruma Oosting 1898-1994. Dat gebeurde voordat haar biografie er was, dat moge duidelijk zijn. Maar het was niet alleen op haar afkomst dat schilderes/grafica Jeanne Bieruma Oosting werd afgerekend. Later werd Oostings werk misverstaan door een bekrompen seksuele moraal en seksistische etikettering als: te mannelijk dan wel als typisch vrouwelijk.
Het is een gelukkige treffer, dat juist de sociologe en feministe Jolande Withuis deze omvangrijke biografie schreef, want zij had oog voor de problemen waar de jonge Oosting tegenaan liep. Een half patricische half adellijke familie is niet de gunstigste omgeving voor een opgroeiende kunstzinnige vrouw. Een degelijke kunstacademie zat er niet in volgens de patriarchale vader, dat behoefde nauwelijks betoog; ze was te deftig en bovendien vrouw. Haar moeder, een Van Harinxma thoe Slooten, kon hooguit een goed woordje voor haar doen, gehinderd als ze werd door de huwelijkswetgeving, en handelingsonbekwaamheid van de vrouw. Het hoogst haalbaar waren de kunstnijverheidsschool en particuliere schilderlessen. Er zat niets anders op voor ‘Biertje’, zoals vrienden haar noemden, dan om haar familie frontaal te trotseren.
Over de kunsthistorische ontwikkeling van de vrouw die van zichzelf zei in haar leven niet veel anders gedaan te hebben dan kijken, schilderen en tekenen, moge dan het laatste woord nog niet gezegd zijn, dankzij deze biografie heeft Nederland er een tegendraadse en onverschrokken vrouwelijke kunstenaar bij gekregen die zich niet liet inperken door bekrompen fatsoensnormen. Zo schetst Withuis in een boek van 478 bladzijden een leven in drie grote delen: moeilijke jeugd in Nederland, Parijse jaren, en ten derde oorlog (geen lid van de Kultuurkamer) en naoorlogse Nederlandse tijd in Amsterdam en Almen. Dat alles op basis van ‘Biografengoud’, dat wil zeggen memoires en duizenden brieven uit het omvangrijke familiearchief, documenten en brieven uit het RKD (Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis) en brieven uit het Literatuurmuseum, vanwege haar omvangrijke correspondentie met o.a. Ida Gerhard, A. Roland Holst en Netty Nijhoff-Wind.
In Nederland heeft men een glimpje van Oostings onbekende werk nog in 2018 kunnen zien: drie intieme kleurenlitho’s van een naakte vrouw van Jeannne Bieruma Oosting achter in een grote tentoonstellingszaal vol schilderijen over het Friese landschap. Museum Belvédère (Oranjewoud) haalde in 2018 alles uit de kast voor de tentoonstelling FRYSK over 100 jaar Friese schilders. Men dacht bij de in Friesland geboren Jeanne Bieruma Oosting aan binnenhuistaferelen, bloemstillevens, landschappen, dus de schuifelende rij in Belvédère stokte bij de drie litho’s. De naakten in zwart-wit (met geel of rood als steunkleur) in kloek beeldformaat 39x 29 waren niet geïdealiseerd, ook niet geposeerd, maar nauwgezet weergegeven tot en met zichtbare schaamlippen als streepje; ze ademden door het zachte krijt van de litho een sfeer van intimiteit van een zich wassende, een kous aantrekkende, en een louter in jarretelgordel geklede vrouw. De tentoonstellingscatalogus FRYSK bood enig soelaas door Oosting tussen de Friezen in Parijs te plaatsen, maar verder was het raden naar de herkomst en achtergrond van deze drie litho’s.
Uit de biografie van Jolande Withuis wordt duidelijk, dat de onbekende litho’s afkomstig zijn uit de grafiekbundel Chairs (vlees) (1931), alsook dat ze als achtergrond een persoonlijk liefdesdrama hebben. Die bundel met tien kleurenlitho’s uit 1931 draagt als niet mis te verstaan motto een deel van een strofe uit het (in Frankrijk verboden) gedicht ‘Les Bijoux’ van Baudelaires: Les fleurs de Mal (1857)
La très chère était nue, et connaissant mon coeur,
Elle n’ avait gardé que ses bijoux sonores,
Dont le riche attirail lui donnait l’air vainqeur
(De vrije vertaling naar Peter Versteegen: mijn lieveling was naakt, en om mijn hart te winnen / Had ze alleen haar klinkende juwelen aan: / Zij was door die zo rijke tooi niet te weerstaan). Tekenend voor de moed van Oosting is dat zij met publicatie van het betreffend gedicht de zedenwet overtrad, aldus Withuis. Het liefdesdrama blijkt uit de piepkleine lettertjes van de opdracht binnen in het omslag voor een Nederlandse vriendin, met wie de relatie acht jaar geleden was verbroken. De biograaf is prudent in haar interpretatie: ‘was het een poging tot herstel van de relatie? Een demonstratieve bevrijding? Een coming out?’ In elk geval heeft Oosting (die in haar leven met vrouwen en mannen relaties had) zich voor dit lesbisch statement niet geschaamd, want zij exposeerde de litho’s in hetzelfde jaar in Haarlem, waar geen ophef kwam; maar toen ze deze map in 1935 in Amsterdam wilde tentoonstellen, stuurde een kunstvriend het dringende advies dat niet te doen, waaraan ze gehoor gaf. Daarna raakte de portefeuille uit zicht tot er een afbeelding van één van drie litho’s gepubliceerd werd in de bovengenoemde tentoonstellingscatalogus FRYSK van Belvédère in 2018. De grootste indruk in de biografie maakt – behalve de achtergrond van de (door de kunstomgeving) weggemoffelde map ‘Chairs’- de tekening van de Parijse jaren, die Oosting van 1929 tot 1940 soms dolgelukkig, maar vaak ook in bittere armoe doorbracht. Zij maakte deel uit van een strijdbaar gezelschap van feministische kunstenaressen, nam lessen bij de toen beroemde Mariette Lydis, wier oeuvre voor een groot deel bestaat uit lesbische erotica, en genoot van het tekenen in bordelen. Doorslaggevend voor haar werk was de rol van de beroemde Engelse graficus Hayter, die haar de finesses van nieuwe grafische technieken leerde en de noodzaak van het zelf-drukken. In die tijd maakte ze maar liefst 15 albums met grafiek, en circa zestig losse prenten, met de hand gedrukt, op foto’s steevast met sigaret in de mond. Het is expressionistisch werk, macaber, met een voorliefde voor de nachtzijde van het leven, voor het eenzame, zedelijk bedorvene, kwetsbare.
Op grafisch gebied is het pionierswerk, en een paar Nederlandse musea kochten enkele grafiekmappen meteen aan. Maar echt bekend geworden? Nee, net zo min als zes à zeven litho’s naar aanleiding van haar korte relatie met A.H. Nijhoff, aan het begin van de oorlog in Nederland. Twee ervan, Eros en De Ontmoeting, werden (vermoedelijk) niet eerder dan in 2019 in het Stedelijk Museum geëxposeerd op de tentoonstelling Migranten in Parijs. Veel werk is nog nooit getoond.
Over de naoorlogse tijd in Amsterdam en Almen is weliswaar meer bekend, maar haar roem in die tijd was veel groter dan nu nog bekend is. Ze kent de Amsterdamse schilders- en beeldhouwerswereld ‘als de binnenkant van haar handtasje’, aldus Withuis. Haar werk verkoopt uitstekend en ze heeft veel waardering gekregen: in 1937 de Bronzen medaille van de stad Parijs, in 1957 werd ze gekozen als enige vrouw bij de Nederlandse inzending voor de 2e Biennale van São Paulo, in 1965 Erelid Accademia delle Arti del Disegno (Academie van tekenkunst, Florence) om alleen een paar buitenlandse eerbewijzen te noemen.
Een grote erfenis na de dood van haar moeder (eigenares van Lauswold) maakt het Oosting mogelijk voor het eerst in haar leven een eigen huis te kopen, het zomerhuis Het Elger in Almen. De twee zittende museumdirecteuren die haar te deftig vonden zullen wel spijt hebben, want in zomer 2022 krijgt Jeanne Oosting in vijf musea een expositie, in Museum Belvédère (Oranjewoud), Museum Henriette Polak (Zutphen), Centrum voor prentkunst Nobilis (Fochteloo), gemeentemuseum Maassluis en in Museum Staal (Almen). Ook het Rijksmuseum Amsterdam zal aansluiten, zo bericht De Bezige Bij. In deze omvangrijke biografie, waarin zo te zien geen moeite gespaard is, komt voor het eerst dit ontzag afdwingend kunstenaarsleven tot z’n recht. Uiteindelijk komt in het boek veel meer aan de orde dan een schildersleven en -oeuvre; het gaat ook over smaakverandering, ‘de canon’ van de beroemde kunstenaars, invloed van klasse en sekse, de cultuurgeschiedenis van de vorige eeuw.
Ellen Krol
Jolande Withuis – Geen tijd verliezen, Jeanne Bieruma Oosting 1898-1994. De Bezige Bij, Amsterdam. 478 blz. € 39,99.