Recensie: Maarten Inghels – Het mirakel van België
De meesteroplichter, zijn biograaf en zijn raadsels
Op de cover van Het mirakel van België staat een kop afgebeeld, samengesteld uit twee halve koppen, de ene van Piet Van Haut, de andere van Maarten Inghels, de auteur. Onder de titel staat ‘roman’. Piet Van Haut is niet een fictief romanpersonage, hij bestaat. Hij is het die de titel van deze roman verlangde. Zijn levenswandel beschrijven, wat Inghels heeft beoogd te doen, is een ketting smeden van Piet Van Hauts talloze oplichterspraktijken, de ene nog ongelooflijker dan de andere. Omdat Piet Van Haut zelf een belangrijke informatiebron was voor Inghels en veel van diens slachtoffers uit schaamte geen opening van zaken wensten te geven, kan Inghels niet in alle gevallen instaan voor de waarheid van wat Piet Van Haut vertelt. Maar wat viel te verifiëren, is geverifieerd. Voor zover je van fictie kunt spreken, gaat het om verzinsels van Piet Van Haut, die Inghels niet als zodanig heeft kunnen ontzenuwen.
En toch noemde hij zijn boek een roman. Omdat dit boek ook het verhaal is van het geobsedeerd raken van Inghels door deze meesteroplichter. En ook omdat Inghels zich laat meeslepen door de garantie van Piet Van Haut dat deze biografie een mega-verkoopsucces zal boeken en Inghels zijn fantasieën over het fortuin dat hem wacht memoreert alsof ze al werkelijkheid zijn geworden.
Wie is Piet Van Haut? Geboren als verrassende derde van een drieling die verondersteld werd een tweeling te zijn, had hij een uitermate lastige jeugd. Misschien omdat hij niet werd verwacht en door zijn liefdesarme ouders mede daarom amper aanvaard, maar ook omdat hij werd gediagnosticeerd als geestelijk mankerend en zwakbegaafd. Meerdere, later afgenomen IQ-tests kwamen nooit hoger uit dan een gemiddelde schoenmaat. Je vraagt je af wat een IQ-test dan eigenlijk meet. Want al veertig jaar lang weet Piet Van Haut met soms dolzinnige zwendels mensen enorme sommen geld afhandig te maken, ziet hij kans zichzelf met succes uit te geven als CEO van om het even welke grote onderneming, of als procureur-generaal van justitie, als neurochirurg, als diplomaat en ga zo maar door, rijdt hij zonder rijbewijs rond in niet betaalde, peperdure sportwagens, parkerend waar het hem uitkomt en vliegt hij businessclass of in geleende privéjets de wereld rond, verblijvend in viersterrenhotels. Deze opsomming is nog maar een kleine greep.
Hij is een knooppunt in het telefoonverkeer. Permanent met van alles en iedereen bellend met het tiental state of the art telefoons dat hij bij zich draagt, blijkt hij tot Inghels verbijstering niet alleen honderden telefoonnummers moeiteloos te kunnen reproduceren, maar ook om het even wie direct te spreken te krijgen.
Zijn eerste grote slachtoffers waren vrouwen die hij bediende als ober op de terrassen langs de promenade van Oostende. Welgestelde vrouwen van middelbare leeftijd, die vielen voor zijn warme blijken van aandacht. Psychiaters zouden in zijn geest, in Piets woorden, een ‘oudepoescomplex’ hebben geconstateerd, maar hij moet daar om lachen: poezen penetreren is niet zijn ding en doet hij dus niet. Banken, telefoon- en vliegtuigmaatschappijen, advocatenkantoren, ze staan hem allemaal graag ten dienste, kennelijk als een blok vallend voor de luchtspiegelingen die hij hen voortovert.
Hoe beter Inghels Piet Van Haut leert kennen, hoe groter het raadsel wordt. Hoe lukt het hem, die van zijn reputatie van oplichter geen geheim maakt, nee sterker: die liever tot enorme proporties opblaast, maar die geen zin kan schrijven zonder kinderlijke taalfouten, toch aan de lopende slachtoffers te maken? Zijn het zijn strooien met dure, overdreven cadeaus en het krankzinnige tempo waarmee hij – soms letterlijk – geld verbrandt, die mensen tegen beter weten in doen geloven dat de kastelen die hij belooft toch niet helemaal van lucht kunnen zijn? Denken ze dat ze, anders dan al die anderen die te grazen zijn genomen, slim genoeg zijn om er niet in te tuinen en aan Piet Van Haut wat te kunnen verdienen? Sommigen zijn zo hardleers dat ze het gat dat Piet Van Haut in hun kapitaal hebben laten slaan, denken te kunnen vullen door nog een keer met hem in zee te gaan. Maar ook Inghels moet toegeven dat hij zich laat meeslepen en de illusie van een internationale bestseller in zijn mijmeringen maar al te graag voor gegarandeerd aanziet.
Veertig jaar van oplichterij brachten Piet Van Haut regelmatig voor de rechter en hij zat meerdere gevangenisstraffen uit. Na bestudering van de wetten die de rechtsbescherming van veroordeelden regelen, maakte hij van die straffen zijn eigen feestjes: honderden (!) advocaten bezoeken hem om hem bij te staan, bijstand in meer opzichten dan louter juridisch. Hij maakt er tijdens zijn rechtszaken een punt van om rechters en aanklagers die het spectaculaire karakter van zijn zwendels niet genoeg belichten, met langdurige betogen te corrigeren, zijn oplichtersgenie breed uitmetend. Van schadevergoeding komt het nooit: Piet Van Haut bezit niets op eigen naam.
Inghels slaagt er tot op zekere hoogte in om Piet Van Hauts drijfveren en methoden bloot te leggen. Maar de grote raadsels en de ogenschijnlijke tegenstrijdigheden waarin die wortelen blijven onopgelost. Zwakbegaafd en toch in staat intelligente mensen met zijn verzinsels te manipuleren en autoriteiten tot op het hoogste niveau ertoe te bewegen te zijnen bate de hand te lichten met wetten en regels? Gebrek aan empathische vermogens, gezien het geheel ontbreken van mededogen met zijn slachtoffers en van wroeging over de ellende die hij aangericht? Maar Piet Van Haut weet binnen de kortste keren de zwakke plekken in de geest van zijn beoogde slachtoffers te vinden en weet ook waar de psychische knoppen zitten, waar hij aan kan draaien om ze te betoveren en rond zijn vinger te winden. Vereist dat niet juist een sterk inlevingsvermogen? Meer nog dan de beschrijving van Piet Van Hauts strapatsen zijn het deze raadsels en Inghels worsteling daarmee die van Het mirakel van België zo’n fascinerend boek maken.
Thomas Manns Felix Krull, Herman Melvilles Confidence Man, Jaroslav Haseks Soldaat Schwejk, Vladimir Vojnovitsj’ Ivan Tsjonkin, in de literatuur wemelt het van al dan niet dom ogende slimmeriken die er steeds weer in slagen de wereld naar hun hand te zetten met verzinsels en zwendels. Dat is niet verwonderlijk, want voor schrijvers zijn zij bij uitstek degenen die laten zien hoe de werkelijkheid echt in elkaar steekt en hoe die te manipuleren, met behulp van al die anderen die door de bomen van hun hebzucht en hun autoriteit het bos uit het oog zijn verloren.
Maar Krull, de Confidence Man, Schwejk en Tsjonkin zijn ontsproten aan de verbeelding van romanschrijvers, Inghels’ Piet Van Haut daarentegen bestaat. En toch is Het mirakel van België een roman en niet alleen omdat Inghels ook het verhaal van zijn geobsedeerd raken door zijn onderwerp vertelt en fictie heeft toegevoegd in de vorm van zijn beleving van een gedroomde toekomst als bestsellerauteur. Aan het slot begrijp je dat het vooral een roman is omdat Piet Van Haut zijn leven leeft, misschien moet ik zeggen: beleeft als het scheppen van een spectaculair verhaal, dat hij maar al te graag vertelt.
Hans van der Heijde
Maarten Inghels – Het mirakel van België. Dag Mag Uitgevers, Amsterdam. 436 blz. € 24,99.