Recensie: Toon Tellegen – De egel, dat ben ik
Een nieuwe Oblomov
De titel van de nieuwe dierenverhalenbundel van Toon Tellegen kun je op meerdere manieren uitleggen. De heersende visie is dat in De egel, dat ben ik vooral het autobiografische gehalte van deze Erinaceus europaeus aandacht verdient. Dat lezen we in alle recensies en ook de uitgever suggereert het in een begeleidend schrijven: ‘En tegelijk lezen we daarmee misschien de diepste wensen van de schrijver zelf’. Welke wensen? Een ‘verlangen naar eenzaamheid en rust’.
Een mensenleven geleden beschreef Godfried Bomans een ander literair dier, Olivier B. Bommel, ook als een heer. Hij voldeed immers nauwgezet aan Bomans’ definitie dat een heer iemand is die met rust gelaten wenst te worden. De definitie stamt uit 1955, ruimschoots vóór het literaire bestaan van de egel, de mier, de olifant, de krekel, de eekhoorn en al die andere dieren die het bos van Toon Tellegen bevolken. In dezelfde toespraak uit 1955*) doet Bomans trouwens nog een andere belangwekkende uitspraak: ‘De dingen, die verzonnen worden, zijn meestal echter dan de werkelijkheid’. Ook dat kun je bijna één op één over Tellegens dierenwereld zeggen. De verhaaltjes zijn voor iedereen zó herkenbaar, dat ze niet anders dan waar kunnen zijn. En in het geval van egel dus ook autobiografisch.
Als hij alleen was – wat meestal het geval was – praatte de egel vaak hardop met zichzelf.
Dan was hij als het ware met zijn tweeën in plaats van alleen en legde hij bijvoorbeeld iets aan zichzelf uit wat hij niet begreep.
‘Zo zit dat, egel.’
‘Dat wist ik niet.’
‘We weten zoveel niet…’
‘Dat is zo.’
Op het voorplat van de bundel staat de titel in zwarte letters afgedrukt, behalve het woord ‘egel’. De letters zijn binnen de contouren wit of leeg gehouden. Hetzelfde is gedaan bij de auteursnaam, waar de letters ‘lege’ uit ‘Tellegen’ wit zijn gebleven. Het autobiografische ligt er wel erg dik bovenop, zou je zeggen. Maar ‘egel’ is natuurlijk nog geen ‘lege’. Op zijn best is het er de spiegeling van – en dan ook nog van slechts een klein deel van de naam van de schrijver. De boodschap lijkt me eerder: ‘Pas op, het is allemaal niet zo biografisch als het lijkt’. ‘De egel dat ben ik’ is immers ook gewoon de titel van een van de verhaaltjes. Een twijfelend dier dat zich soms met moeite aan zijn eigen identiteit vastklampt. De twijfel over het bestaan slaat tenslotte vaak genoeg toe.
Vroeg op een ochtend, aan het eind van de zomer, werd de egel wakker.
Hij lag op zijn rug en keek om zich heen. Alles was er zoals het er altijd was, zijn tafel, zijn kast, zijn raam, zijn deur… Net als ik, dacht hij. Ik ben er ook altijd.
Hij ging rechtop zitten. Als ik er nu eens niet meer was… dacht hij. Niemand wist waar ik wel was, ikzelf ook niet, zouden ze me dan missen?
De egel twijfelt weer eens. Nee, voordat het winter wordt, zouden ze hem allemaal vergeten; ‘ze zouden zeggen: “Hier woonde toch iemand? Weet jij nog wie?” “Was het niet iemand met van die stekels?” “Ik geloof het wel.”’
De egel is niet alleen een heer die met rust gelaten wil worden, hij is ook een tobber. En hij komt maar moeilijk in actie. Oblomov was ook een heer, nietwaar?
De egel hield ervan voorbereidingen te treffen. Het liefst zou hij elke dag iets voorbereiden.
Wat er na dat voorbereiden kwam – doen of zoiets – daar hield hij zich niet mee bezig. Dat is van een andere orde, dacht hij. En andere ordes lagen hem niet.
De egel zoekt rust en eenzaamheid, maar is bang dat hij vergeten wordt. Hij wil maar één bezoeker op zijn verjaardag, maar kan niet kiezen wie. Hij heeft een rijke verbeelding, maar buigt voortdurend het hoofd voor de mening van een ander. Maar één keer is hij echt assertief, maar dan heeft de ander het ook wel érg bont gemaakt. Als de kreeft hem in een lange brief uitnodigt voor zijn verjaardag, zodat hij met al zijn stekels mooi als kapstok kan dienen voor de jassen van de andere gasten. schrijft hij een kort maar duidelijk briefje terug. Hij komt niet.
Ten slotte kun je de titel ook als lezer ter harte nemen. Als je hem maar duidelijk genoeg voorleest, met de klemtoon stevig op ‘ik’, is dat dierenbos de wereld waarin wij allemaal leven. Een wereld vol betweters, opscheppers, vrienden en betrouwbare en onbetrouwbare kennissen. Én met een enkele heer die verlangt naar eenzaamheid en rust en zichzelf verder door het leven tobt.
Jan de Jong
Toon Tellegen – De egel, dat ben ik. Querido, Amsterdam-Antwerpen. 144 blz. € 19,99.
*) ‘Tom Poes in Rommeldam. Redevoering, uitgesproken bij de opening van “Rommeldam”’. Opgenomen in Nieuwe buitelingen (1958). De toespraak is gehouden op 29 juni 1955 in Oisterwijk.