Recensie: C.C.S. Crone – De schuiftrompet
Plechtig hossen op het Wilhelmus
Hoe snel onze mores veranderen, is prachtig waar te nemen in De schuiftrompet, het verzameld proza van de bij een selectief publiek nog steeds zeer gewaardeerde C.C.S. (Kees) Crone. Na de eerste uitgave in 1947 verschenen er van tijd tot tijd nieuwe drukken van zijn oeuvre, dat slechts 150 bladzijden omvat, waarin de kleine, ploeterende mens van eind jaren dertig en begin jaren veertig van de vorige eeuw centraal staat. Het is ongetwijfeld Crones fragmentarische, licht absurdistische stijl, die effectief voorkómt dat de in onze ogen vaak wat oubollige gebeurtenisjes van destijds gaan tegenstaan.
C.C.S. Crone, gesjeesd priester, later succesvol ‘copywriter’ bij verschillende werkgevers, schreef tien verhalen en drie novelles, die onderling gemeen hebben dat ze zich beperken tot de leefwereld van de eenvoudige man en vrouw. Lieden die al blij zijn als ze het hoofd financieel boven water kunnen houden, niet ontslagen worden of door ziekte voortijdig overlijden. Die altijd zo nabije dood was een obsessie voor Crone, die zelf op 36-jarige leeftijd aan polio overleed.
Vrolijkheid wordt in dit werk nooit voluit genoten, aangezien er altijd een schaduw van dreigend onheil overheen hangt. Als eenentwintigste-eeuwers is het moeilijk voorstelbaar hoe schraal en karig het bestaan in de duistere en vochtige straatjes van een stad als Utrecht geweest moet zijn. Toch is Crones literaire wereld die van vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Er leven nog genoeg mensen die die jaren zelf hebben meegemaakt. Hoe anders leven we nu.
In ‘Gymnasium en liefde’ valt nog wel wat te herkennen van het schoolleven van nu, maar de opvattingen en het gedrag van leraren en scholieren staan ver van ons af. Er zijn door de eeuwen heen winnaars en verliezers, maar er waren toen wel heel veel verliezers; echte kanslozen. De gymnasiasten hoorden natuurlijk ook toen al tot de geprivilegieerden, veel leraren daarentegen waren maar sappelaars. Zoals de vrijgezelle Tamme, die jarenlang voor zijn oude moedertje het onderhoud moest verdienen. ‘Daar viel aan trouwen niet te denken’.
Crone had natuurlijk geen weet van wat in onze jaren de gemoederen zou bezighouden in het kader van #MeToo, maar Tamme’s geheime liefde heet Adie Venings, die in de vijfde klas zit.
Tamme stond tussen de twee rijen banken in haar klas. Zij deed, alsof ze naar haar gompie zicht, en raakte met haar vinger zachtjes de uiteinden van zijn broekspijpen aan. Hij had maar net gedaan, of hij het heel niet merkte, en bewonderde het waagstuk.
Crone gebruikte voor zijn verhalen en novelles een zelfbedachte methode: invallen noteren op losse stukjes papier, om die later in een ongebruikt kasboek te plakken en er op zeker moment mee te gaan schuiven en puzzelen om zo tot eigenzinnige teksten te komen. Het verklaart, in ieder geval gedeeltelijk, waardoor zijn stijl soms zo springerig, haast surrealistisch is. En misschien ook wel die tamelijk kwistige interpunctie.
Niet alleen het korte verhaal ‘De schuiftrompet’, waarnaar de bundel genoemd is, en laat zien waartoe een ontslag kan leiden, maar ook op veel andere plekken, vind je iets terug van de armzaligheid van die tijd. In ‘Het feestelijke leven’ mochten bijvoorbeeld uitsluitend familieleden binnen het hek van een met lampions versierd tuintje plechtig mee hossen op de maat van het Wilhelmus. En toen leraar Tamme jarig was, kreeg hij een boeketje bloemen van zijn klas, maar wilde hij ‘het cadeau’ als vrijgezelle leraar niet over straat naar huis dragen. Men zou er wat van kunnen denken. Dus kreeg de ‘ik’ de vraag het te komen brengen, om er dan gezellig over te kunnen meepraten waar ze moesten staan:
We hebben overwogen, waar de bloemen het best tot hun recht zouden komen.
Het voorstel Tafel werd aanvankelijk met twee stemmen meerderheid aangenomen, maar bedenkend, dat de theewasem misschien wel schadelijk was, heeft hij ze toch nog naar de vensterbank verhuisd.
Het milieu van volksmensen met namen als Wilma, Piet, Trees, Saartje, Lientje en Beppie dat Crone neerzet, kent opmerkelijk veel sterfgevallen en doodstekens (‘Wat rammelt mijn spatbord’ dacht hij, maar dat deed de Dood, die met z’n klepperende beenderen op de bagagedrager zat’). Als een groepje scholieren bij Tamme op bezoek gaat, vertelt hij dan ook gezellig ‘sterfgeschiedenissen’ bij de thee. Ook weer niet zo onverklaarbaar, aangezien de medische kennis nog maar gering was. Van Tammes broers en zussen leefden er nog maar twee van de acht, zichzelf meegerekend.
De olijkheden van Crone’s neo-Titaantjes zijn steeds onschuldig en braaf en iedereen let voortdurend op elkaars gedragingen, maar het verdwenen oude Utrecht komt zo wel kostelijk tot leven. De sfeervolle aquarel van Cor Icke op het omslag mag niet ongenoemd blijven.
André Keikes
C.C.S. Crone – De schuiftrompet. IJzer, Utrecht. 208 blz. € 19,50.