Recensie: Elias Canetti – Het martyrium
Boek en werkelijkheid
Peter Kien is een befaamd sinoloog wiens grootste trots, naast zijn uitmuntende geheugen, zijn indrukwekkend grote privébibliotheek is, ‘een uitgebreide, perfect geordende en aan alle kanten van de buitenwereld geïsoleerde bibliotheek, waarin geen overtollig meubelstuk, geen overbodig mens hem van zijn ernstige gedachten afhield.’ Afgesloten van de buitenwereld werkt Kien daar met ijzeren discipline aan zijn baanbrekende studies, niet afgeleid door familie, vrienden of geliefden, terwijl een dubbele verdedigingslinie bestaande uit zijn huishoudster en huisbewaarder ieder ongenood gezelschap vakkundig buiten de deur houdt.
Dit paradijs voor de studeerkamergeleerde gaat verloren wanneer Kien overtuigd raakt dat zijn huishoudster Therese een geschikte hoedster voor zijn bibliotheek zou zijn, terwijl Therese meent dat Kien een welgesteld man is, en de twee vanuit deze valse overtuigingen besluiten te trouwen. Dit onromantische huwelijk draait al snel uit op een strijd waarin Therese steeds meer van de woning opeist, inclusief bibliotheek, tot Kien uiteindelijk op straat belandt.
Natuurlijk is de wereldvreemde Kien niet bestand tegen de grote boze buitenwereld. Al gauw valt hij ten prooi aan de dwerg Fischerle die zich opwerpt als zijn assistent met geen ander doel dan Kien zoveel mogelijk geld afhandig te maken. Kien wordt zozeer voor de gek gehouden dat hij ook gek wordt: wanneer na ingrijpen van zijn broer Therese uit de woning wordt gejaagd en Kien er weer zijn intrek neemt, steekt hij in een vlaag van verstandsverbijstering de bibliotheek in brand.
Meer dan om de plot, draait Nobelprijswinnaar Elias Canetti’s roman Het martyrium (Die Blendung, 1935) echter om de personages. Stuk voor stuk zijn dit figuren die in beslag worden genomen door hun eigenbelang en obsessies, zich laten leiden door waanbeelden en valse overtuigingen, en blind zijn voor de werkelijkheid. Kien is een uitvergroting van de studeerkamergeleerde die zo opgaat in zijn studies dat hij geen oog heeft voor de wereld om hem heen, maar de andere personages lijden evenzeer aan blikvernauwing. Therese is geobsedeerd door geld en lust en is daardoor niet alleen pagina’s lang bezig Kiens niet-bestaande kapitaal te bemachtigen, maar laat zich ook inpalmen door de vleierijen van een gewiekste verkoper; Fischerle is evenzeer geldbelust, maar hoopt hiermee bovendien naar Amerika te reizen om wereldkampioen schaken te worden – een hoop op niets meer gebaseerd dan op behaalde schaaksuccessen in zijn stamkroeg en de grote verhalen die hij daar ophangt. Ook de andere personages zijn meedogenloos in hun egoïsme – en lijken tegelijkertijd stuk voor stuk slachtoffer van dat van anderen.
Het geeft Het martyrium tegelijkertijd een karikaturaal en zwartgallig aanzien. Dit komt ook terug in Canetti’s stijl: terwijl hij over de wreedheden van zijn personages vertelt klinkt er in zijn vertelstem met enige regelmaat een spottende ironie door, alsof hij niet anders kan dan grijnzen om hoe zij niet alleen elkaar, maar bovenal zichzelf voor de gek houden. Het maakt dat het boek een humoristische ondertoon heeft die een welkom tegenwicht biedt aan het sombere mensbeeld dat erin naar voren treedt.
Het martyrium werd in 1930-1931 geschreven en in 1935 gepubliceerd toen Canetti, zelf van Joodse afkomst, in Wenen woonde en bovendien regelmatig in Duitsland kwam. Het maakt het zwartgallige mensbeeld begrijpelijk – de mens heeft zich weleens van een mooiere kant getoond – en Het martyrium is dan ook geïnterpreteerd als parabel over het toen opkomende nationaal-socialisme. Zoals Maarten Asscher in zijn nawoord schrijft doet men het boek daarmee echter tekort. In zijn karikaturale schilderingen toont het de mens op zijn slechtst, en houdt hem daarmee een waarschuwing voor die het boek boven zijn tijd uit tilt.
Remco Nieberg
Elias Canetti – Het martyrium. Vertaald door Jacques Hamelink. Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam. 558 blz. € 22,50.