Recensie: Johnny van Doorn – Langzame wals
De burger breekt er wel eens uit
De foto op het omslag toont Johnny van Doorn in een smalle Amsterdamse straat, als het ware betrapt door de fotograaf tijdens het uitvoeren van zijn langzame wals door de stad. De auteur kijkt, zich half omdraaiend, achterom terwijl het rechterbeen nog bezig is een danspas uit te voeren. Kennelijk was hij aangeroepen of nagefloten: „Hé, John!” In de ‘kronieken’ die in Langzame wals werden gebundeld, verkeert hij geregeld in dit soort situaties. Hij wordt herkend omdat hij nu eenmaal een bekende kop heeft of hij ontmoet iemand die hij vroeger kende. Die ontmoetingen vinden inderdaad vaak plaats op straat.
Johnny van Doorn is een onvervalste romanticus, wat niet alleen blijkt uit het soms archaïsch aandoende taalgebruik, maar ook uit de verhalen zelf, uit de verzuchtingen: zinnen als: „En die luchten!”, „Die bevalligheid…” Het werk van Van Doorn kenmerkt zich door een haast naïeve nostalgie; zijn stijl doet denken aan Hollandse taferelen op laat-achttiende-eeuwse schilderijen. Maar omdat hij nu eenmaal een laat-twintigste-eeuwer is, moet hij zich behelpen met wat het leven te bieden heeft. Er wordt dus veel gedronken.
Het boek opent met het titelverhaal waarin de schrijver een bezoek brengt aan zijn oude vader in Arnhem. Het besluit met het verhaal ‘Eerbetoon’ over de overleden moeder. Als uitsmijter zijn er nog de twee bladzijden onder de titel ‘In bed’ waarin Van Doorn droomt over een vriend die dood is, ‘liefde maakt’ met zijn vrouw en wordt wakker geroepen door zijn zoon.
Het verhaal ‘Oergezond’ gaat over een vakantie met het gezin op ‘mijn geliefde eiland Terschelling’, en door de bundel heen wordt er herhaaldelijk gezinspeeld op de twintig huwelijksjaren die Van Doorn er op heeft zitten.
De Selfkicker van vroeger leidt zo langzamerhand een degelijk burgerlijk bestaan, zo lijkt het, maar ‘Uitgebroken’ toont aan dat hij nog wel eens ontsnapt aan het alledaagse burgermansleven. Dan loopt hij de deerniswekkende figuren tegen het lijf die hij liefdevol, soms in een paar rake zinnen, portretteert. Genoemd verhaal over Terschelling vind ik persoonlijk niet het beste: het blijft te veel hangen in tevredenheid, zelfgenoegzaamheid, net als het vakantieverhaal over Mallorca. Maar het verhaal over zijn moeder is ontroerend mooi, een van de beste stukken die Van Doorn ooit heeft geschreven.
Van Doorn gaat de straat op als verslaggever, als observator, maar op de een of andere manier raakt hij altijd persoonlijk betrokken bij wat hij ziet. De procedure is meestal dat hij al associërend teruggaat naar vroeger. Hij kijkt niet zonder meewarigheid terug op zijn jonge jaren. „Jongens waren we, maar aardige jongens”…, en zo is meteen de link gelegd met Nescio, zijn illustere voorganger aan wie de schrijver me in dit boek vaak deed denken.
De stukken in Langzame wals zijn niet zozeer kronieken, als wel miniatuurtjes, vaak heel kunstig gemaakt met heel veel erin, een enkele keer gewoon een vlak voorstellinkje zonder meer. Hoe dan ook, Johnny van Doorn lees je altijd voor je plezier.
Frank van Dijl
Johnny van Doorn – Langzame wals. De Bezige Bij.
Deze recensie stond op 4 december 1986 in Het Vrije Volk.