Recensie: Bram Vermeulen – Het eeuwig jongenshart
‘Gelukkig leest geen vreemde dit’
Volgens de achterflap van deze door zijn voormalige manager Just Enschedé bezorgde dagboeken, was Bram Vermeulen zanger, componist, theatermaker, schilder, schrijver en televisiemaker. Bram was echter, misschien wel vóór al het andere, ook een verdomd goeie pianist. Hij speelde graag boogiewoogie en zijn aanslag deed qua forsheid en losheid denken aan het bluesy toucher van Herman Brood.
In de kleine zaal van Paradiso vond ergens in 1980 de presentatie plaats van een album met nieuwe Nederlandstalige groepen: Uitholling Overdwars. Bij een van de bandjes die optraden, ik meen de Jan van der Grond Groep, kroop Bram onaangekondigd en onopvallend achter de piano om een paar nummers mee te spelen. Het swingde en hij zag er gelukkig uit.
Op 26 augustus 1985 noteert Vermeulen: ‘Dick Hauser noemt mij ‘de eerste man die de Nederlandse popsong uitvond’’. Daar ging hij mee door in Bram Vermeulen & De Toekomst, de popband die hij in 1979 oprichtte toen hij, na een bestaan als top-volleyballer en een bestaan als top-cabaretier, weer helemaal opnieuw begon in jeugdhonken en andere kleine zaaltjes. Vermeulen gaf, al jaren eerder, het startschot voor de golf Nederpop die het land vanaf 1980 overspoelde. Op Uitholling Overdwars is hij niet te vinden; hij mocht hij de liner notes schrijven maar De Toekomst moest nog beginnen.
Dit was wellicht symbolisch. Binnen de popmuziek werd Bram nooit helemaal serieus genomen en vond men hem niet echt rock&roll, hoewel hij op die avond in Paradiso het tegendeel zat te bewijzen. Het in memoriam dat Muziekkrant Oor in 2004 plaatste, bevat het dodelijke zinnetje: ‘zijn muziek kreeg vaak het predikaat ‘cabaretliedjes’’. De kleinkunst, die hij was gaan haten, bleef nu eenmaal aan hem kleven. Misschien trok hij daarom vanaf 1984 toch weer de theaters in.
Het gebrek aan erkenning in Nederland, dat heeft Bram behoorlijk dwars gezeten, als je deze dagboeken mag geloven. Nu mag je dagboeken natuurlijk nooit geloven, want de schijvers ervan scheppen waar het henzelf betreft altijd een verdraaide werkelijkheid – soms in negatieve, doch meestal in positieve zin. Waarschijnlijk heeft Vermeulen er dus nog erger onder geleden dan hij beschrijft. ‘Als een dief sluip ik de theaters in waar ik speel, bang om te horen hoe weinig mensen er zijn gekomen. Omzichtig verdwijn ik naar huis.’ (19 september 1985) ‘Keurig zaaltje maar ik stond niet in het programmaboekje. (…) Er is hier in Nederland geen enkele opwinding om mij heen. Een soort rondreizende artiest op zijn retour ben ik hier. Welwillend en meesmuilend ontvangen.’ (13 april 1990)
Wat Bram betreft werd Nederland gevormd door de drie C’s: cabaret, carnaval en christendom/calvinisme. En uiteindelijk werd alles carnaval. Nederland was nep, België was echt. Daar liepen de zalen wel vol, daar kreeg hij het respect waar hij zo naar verlangde, daar was hij vrij. Daarom trok hij steeds weer die kant op. ‘De moeite van het overschakelen van kleinschalig keurig, netjes, technies Nederland, naar grootschalig, rommelig creatief en echt België. Iedere keer ben ik de autorit die de overgang doet duren dankbaar. (…) Mijn Belg zijn is weer geschied.’ (30 april 1989) In 1990 huurde hij zelfs een pand in Antwerpen, zo thuis voelde hij zich in dat land.
Hij was, samen met zijn grote liefde Shireen Strooker, steeds op zoek naar zin, bij Boeddhisme en reïncarnatie, bij graancirkels en hunebedden, bij Sathya Sai Baba en Baghwan Sri Rajneesh, bij de oude Soemeriërs en de nog oudere Ramtha. De laatste, een spirituele leraar, zou meer dan 30.000 jaar geleden geleefd hebben op het verzonken continent Lemurië. Bram reisde veel, ook voor zijn educatieve RVU (Radio Volksuniversiteit)-programma’s. Met Strooker begaf hij zich in 1996 naar Ramtha’s School of Enlightenment in Yelm (Washington), waar de meester tot hen sprak via channel Judy Z. Knight. Vermeulen probeerde zich over te geven, maar ‘eerlijk is eerlijk, het is (nog) niet onvoorwaardelijk zoals ik bij Shireen bespeur. Ik blijf soms toeschouwer, met alle afstand, kritiek van dien’.
Jaren eerder had hij, zonder wegwijzer, gewoon thuis, een grote wijsheid op papier gezet: ‘Tegenover Leven staat Angst. Niet de dood (een dom ding). Angst is de tegenstelling. Het is angst die het leven vervormt, verlamt, onmogelijk maakt.’
Ook voor één van de meest magische momenten in zijn leven hoefde hij de Johannes Verhulststraat niet te verlaten: ‘Gisteravond onder ons vrijen, het Concertgebouworkest speelde buiten, we hoorden het door ons open raam. Om nooit, nooit te vergeten. Boven op het dak was het nog harder, bovendien met een volle maan erbij’. (28 augustus 1988)
Was Bram Vermeulen gelukkig? Af en toe wel, vooral als hij Shireen aan zijn zijde had. Maar wat hij wilde, creatief gezien, staat niet in deze dagboeken. Hij haastte zich van project naar project, maakte platen, voorstellingen, tv-programma’s en schilderijen en hielp anderen waar hij kon. Nergens schrijft hij echter: dit is het, nu heb ik het eindelijk gevonden.
Bram wist wel heel goed wat hij niet wilde, waar hij niet van hield. Over columnist Hugo Brandt Corstius:
Hij doet wat genoemd wordt: iemand op zijn woorden vangen. Tragies grappig wordt hij als hij dat gedrag opeens volledig laat varen wanneer een vrouw de gesprekspartner aan de herentafel is. Als een mekkerend lammetje opeens.
Over het theaterprogramma Pappenheim van Lenette van Dongen, Hans van Gelder en Peter Lusse:
Pappenheim in Hoorn. Studentencabaret uit 1956. Ik voel het als facisties. (…) Waarom vinden recensenten dit in orde?
Over cabaretgezelschap Purper:
Het plan om, stickers te maken met de tekst GOD ZIJ DANK! Die zouden op diverse affiches en borden geplakt kunnen worden. Met name op het affiche van Purper. Nog slechts één week! God zij dank!
‘Gelukkig leest geen vreemde dit,’ constateerde hij op 2 mei 1990. ‘Tenzij ze het vinden na mijn dood en wat kan het me dan nog schelen wat ze van me vinden?’ Op 4 september 2004 was het zover, plotseling. Bram Vermeulen maakte zijn definitieve notitie de dag ervoor, in Toscane. De afsluiter die zo vaak in dit boek voorkomt, was deze keer een laatste groet: ‘so be it!’
Ralph Schippers
Bram Vermeulen – Het eeuwig jongenshart. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 480 blz. € 25,99.