Recensie: Deborah Levy – Onroerend goed
Een slijpsteen voor je geest
Toen ik onlangs naar buiten liep uit de bioscoop kon ik niet anders dan mijn vriendin vertellen over Onroerend goed, het laatste deel van de trilogie van Deborah Levy. We hadden The worst person in the world gezien, een alom bejubelde film met een vrouw als hoofdpersoon. Eindelijk een verhaal waarin het bijna volledig draait om de verlangens van een vrouw. De regisseur geeft het hoofdpersonage complexiteit en tegenstrijdigheid; iets wat in de kunst eerder voorbehouden is aan mannelijke hoofdpersonen. Toch was het me niet progressief genoeg: er waren nog zat momenten in de film met een oordeel over de keuze van de hoofdpersoon, vanuit mannen.
Levy bevraagt in ieder deel van haar trilogie welke ruimte er voor vrouwen is, in het werkelijke leven, in kunst en literatuur. Ze vertrekt in ieder deel vanuit haar eigen leven maar nergens wordt haar proza navelstaarderig. In deel één, Dingen die ik niet wil weten, onderzoekt ze hoe je als moeder, vrouw en schrijfster leeft in een wereld die door mannen is vormgegeven. Het tweede deel, De prijs van het bestaan, wat vrijheid betekent voor een vrouw, een moeder, een dochter, een kunstenaar. En nu is er de Nederlandse vertaling van Real estate waarin Levy het gebrek aan bewustzijn over de verlangens van de vrouw poogt te ontmantelen.
Vertrekkend vanuit haar eigen leven, stelt ze zich in Onroerend goed de vraag welke plek om te leven echt van haar is nu haar beide dochters het huis uitgaan. Durft ze eindelijk rücksichtslos haar eigen verlangens na te jagen, zoals een huis met een granaatappelboom en een eivormige openhaard waar ze al jaren over fantaseert? Bovenop deze laag over het daadwerkelijke bezit van een leefruimte en over het vormgeven van een eigen thuis, gaat het over haar eigen plek als vrouwelijk schrijfster en de plaats die vrouwelijke personages mogen innemen in boeken, films, series etc. Daardoorheen sluimert de kwestie of vrouwen gezien kunnen worden als onroerend goed, in bezit van het patriarchaat.
Levy weet zo goed te doseren dat haar proza nergens zwaar of bombastisch aanvoelt. Lichtvoetig zoomt ze in en uit: van absurditeiten in haar eigen leven als schrijfster, moeder, vrouw naar de rol die vrouwen toegemeten krijgen in kunst en in de wereld om ons heen.
Onroerend goed is een hedendaags vervolg op Virginia Woolfs essay A room of one’s own uit 1929, waarin Woolf pleit voor letterlijke en figuurlijke ruimte voor vrouwen. Deborah Levy laat ons stilstaan bij onze manier van kijken en ‘nadenken gooit per definitie roet in het eten. Dus hoe gaan we om met onze vrije gedachten en het roet?’ Levy verkondigt geen waarheden, maar ze exploreert. Ze stelt dus ook meer vragen dan ze beantwoordt. Quasi-terloops stipt ze essentiële verschillen aan tussen mannelijke en vrouwelijke personages. Met humor reflecteert ze op eigen aannames, zelfgemaakte keuzes.
Tussen neus en lippen door dropt ze citaten uit werk van schrijfsters die haar beïnvloed hebben, zoals Simone de Beauvoir, Marguerite Duras, Susan Sontag, Louisa May Alcott. Haar essayistische proza is bovenal een kritische dialoog met zichzelf, waarin ze zelfkritiek niet schuwt. Dat maakt het eenvoudig om ook als lezer te reflecteren. Levy lezen voelt als een gesprek met een grappige, slimme vriendin die je aanspoort om stil te staan bij je eigen vooroordelen en om je beter bewust te zijn van je eigen verlangens. En net als bij een echte vriendin hunker je naar meer samenzijn, omdat de gesprekken als een slijpsteen voor je geest zijn.
Miriam Piters
Deborah Levy – Onroerend goed. Vertaald door Astrid Huisman en Roos van de Wardt. De Geus, Amsterdam. 288 blz. € 23,50.