Recensie: Gerard Reve – Brieven aan Ludo P. (1962-1980)
Al was het maar voor een Bepaalde Schrijver
Voegt Brieven aan Ludo P. (1962-1980) iets toe aan het oeuvre van Gerard Reve? Staat er iets in wat we nog niet wisten? Nee. En toch heb ik het boek, zojuist verschenen bij Van Oorschot, zoals alle vorige brievenboeken van Reve in één ruk uitgelezen.
Het begint erop te lijken dat Reve gedurende hele periodes van zijn leven weinig anders heeft uitgevoerd dan het schrijven van brieven. Misschien is het interessant om de data van de correspondenties aan zulke verschillende geadresseerden als Wim B., Simon C., Wimie, Josine M., Bernard S. en nu dus Ludo P. met elkaar te vergelijken. Hoeveel brieven schreef hij op één dag? In hoeverre leken die brieven op elkaar?
U zult misschien zeggen: als je dat zo interessant vindt, waarom zoek je het dan niet zelf uit? Goeie vraag, maar door mijn bestaan als stadsnomade is de orde uit mijn bibliotheek verdwenen. Het enige boek dat ik altijd kan terugvinden is Op weg naar het einde dat ik voortdurend lees en herlees: het is zonder twijfel Reves mooiste boek, en met Nader tot U vormt het het scharnier van een van de belangwekkendste oeuvres van de Nederlandse literatuur.
In Brieven aan Ludo P. (= de Rotterdamse havenbaron Ludo Pieters) beschrijft Gerard Reve veel taferelen die eerder werden vereeuwigd in de literaire brieven, geschreven met het oog op publicatie, waaruit Op weg naar het einde bestaat. Hier krijgt de doodgereden haas die de auteur op een ijskoude winterochtend vond terwijl hij zich per bromfiets van Laren naar Amsterdam spoedde, slechts twee zinnen tussen haakjes. In Op weg naar het einde krijgt die tocht een bizarre allure, ook al door de gedetailleerde beschrijving van het feest in het landhuis van Fritzi Harmsen van Beek waar de schrijver vandaan kwam.
Het is het verschil tussen een verliteratuurde gebeurtenis en een terloopse opmerking over diezelfde gebeurtenis. Dat maakt de lectuur van Reves brieven telkens opnieuw tot een fascinerende ervaring — je ziet hem als het ware zijn literaire brieven schrijven. Hij heeft het er ook vaak over. Het is tobben gedurende de arbeid, en het is eveneens tobben na die arbeid.
Dat laatste tobben heeft te maken met de honorering. Geld Is een van de steeds terugkerende thema’s bij Reve, zeker in de jaren zestig toen hij het niet breed had. Wat dat betreft vertonen de brieven aan P. een opmerkelijk verschil met die aan andere correspondenten, die ofwel zelf armoedzaaiers waren, ofwel op een andere manier een band met de auteur hadden dan Ludo Pieters, die in Op weg naar het einde figureert als ‘mijn Beschermer Q’. Zou je dat niet weten, dan wordt uit de brieven die Reve naar Rhoon stuurde wel duidelijk dat Pieters geld heeft en Reve niet.
Overigens zie je in de loop der jaren (dit boek loopt van 1962 tot 1980) de welstand van Reve toenemen. Op ’23 Julij 1980′ meldt hij: ‘Heb ik je geschreven dat ik in Harwich (Dovercourt) op 6 Julij een huis gekocht heb, de dag voor mijn vertrek? Een paar straatjes van het strand, en 20 à 25 minuten lopen van Parkeston Quay. Vertel het aan niemand. Heel gaaf, de eerste 20 jaar geen onderhoud, niet te groot maar ook niet te klein, en tegen een zeer koelante prijs.’
In een ongedateerde brief van eind 1962 is het nog: ‘Als je echt Rijk bent, en niet alleen maar welgesteld, (waarvan ik je verdenk), dan moet je eens in ernst auteurssubsidie per pagina Tirade overwegen, al was het maar voor een Bepaalde Schrijver, en slechts van de omvang van zeg ƒ 12,25 per pagina.’
Het is niet de enige keer dat een dergelijke gedachte in Brieven aan Ludo P. opduikt, en ook de Bepaalde Schrijver, van wie we de identiteit wel kunnen raden, komt meer voor. In 1963 reist Reve, zoals we uit Op weg naar het einde weten, per schip van Ludo Pieters naar Spanje en Portugal om daar te onderzoeken of hij zich daar niet kan vestigen: ‘Dit is de laatste winter die ik in Nederland doorbreng, dat heb ik in elk geval besloten. Ik verstook hier, olie en stroom, voor meer dan 100 gulden per maand, van welk bedrag alleen al ik in Spanje zou kunnen leven.’ (17 februari 1963).
Hoe vaak hebben we Reve in zijn brieven niet al dit soort rekensommen zien maken? Geldzorgen blijken een constante te zijn in zijn werk. Het is maar goed dat hij zoveel brieven heeft geschreven en dat lezend Nederland bereid is om de bundelingen daarvan te kopen: behoort dat getob tenminste tot het verleden. Want als geen ander exploiteert Reve zijn schrijverschap. Dat deed hij toen, in 1963 ook al, want in maart schrijft hij dat hij de manuscriptenverzamelaar Johan Polak een Reisbrief heeft aangeboden, ‘een heel pak versies en stadia, voor de irreële prijs van slechts … gulden. (Als hij dat voor elke Brief geeft, is het helemaal niet gek, want het enige wat ik er voor behoef te doen, is allerlei kladpaginaas te bewaren.)’
Het is wel tekenend dat juist hier het bedrag is vervangen door drie puntjes. Schaamte?
Ik wil trouwens niet de indruk wekken dat ik Reves exploitatie verwerp. Per slot van rekening moet hij van zijn schrijverschap leven, en zoals ik al zei: elk brievenboek, hoewel vaak niet meer dan méér van hetzelfde, is fascinerende lectuur.
Eén nadeel wil ik toch opmerken: deze brieven werden niet goed bezorgd. Aanvankelijk werd er nog wel eens iemand (Nop Maas) aangetrokken die de teksten waar nodig van verklarende noten voorzag. Hier moet de lezer het zelf maar uitzoeken. Ik verdenk Reve ervan dat hij zich hierin te veel door krenterigheid laat leiden. Die eigenschap komt anders ook wel aan bod in de tekst van de brieven zelf, dus waarom die nog eens extra onderstrepen?
Natuurlijk gaan de brieven aan Ludo P. niet alleen over financiële tobberijen. Om met Reve te spreken: ‘over Schrijverschap, Geld, God, Eten, Reisangst, Geilheid — in plaats van flauwe impressies van Wijn en Vergezichten.’ Niets nieuws dus.
Frank van Dijl
Gerard Reve – Brieven aan Ludo P. (1962-1980). Uitgeverij Van Oorschot.
Deze recensie verscheen (als column) in Het Vrije Volk van 5 juni 1986.
Gerard Reve (1923-2006). Ludo Pieters (1921-2008).