Recensie: Iris Wolff – De onscherpte van de wereld
Zeven keer afstand en vervreemding
Als ze had gewild, had Iris Wolff er gemakkelijk een spannende scène van kunnen maken. We zijn in Roemenië ten tijde van het bewind van Ceaușescu. Twee vrienden hebben midden in de nacht een landbouwvliegtuigje uit een boerenschuur gehaald. Niet om pesticiden over een akker te sproeien, maar om aan de securitate te ontkomen. Het is niet ver van de Hongaarse grens. Met een volle tank benzine, hebben ze berekend, moeten ze nèt de Oostenrijkse grens kunnen halen.
Twee jongens die de vrijheid tegemoet vliegen. Dreigend machinegeweervuur. De wind die om het vliegtuig huilt. Een haperende vliegtuigmotor. Iris Wolff had alle ingrediënten voor een aangrijpende scène verzameld, maar ze doet hem in drie pagina’s af.
Je ziet de jongens in het vliegtuig zitten. Je ziet ze een vuist opsteken als ze de grens passeren. Je ziet ze uitgelaten lachen als ze in Oostenrijk landen. Maar waar ze bang voor zijn? Waar ze van dromen? Wat ze voelen? Wolff laat het in het midden. Mensen kunnen elkaars gedachten en gevoelens niet lezen, is haar boodschap.
De onscherpte van de wereld heet het vierde boek van Iris Wolff (1978), de eerste roman van de Roemeens-Duitse auteur die in het Nederlands is vertaald. De titel is een beginselverklaring. In het laatste hoofdstuk laat de schrijfster een van haar personages terugdenken aan een ontmoeting: ‘Wanneer ze nu aan die gebeurtenis terugdacht, leek het alsof die afstand noodzakelijk was om iemand te kunnen zien. Kwam je dichter bij elkaar, dan namen onzekerheid en onscherpte toe.’
In zeven hoofdstukken schetst Wolff, in zeer grove streken, het leven van een etnisch Duitse familie in Roemenië tijdens de dictatuur van Ceaușescu en in de jaren daarna, als de familie grotendeels in Duitsland is terechtgekomen. Liefdes, moeizame huwelijken, vervlogen dromen: de gebruikelijke familiedingen.
Elk hoofdstuk draait om een ander personage, maar echt kennismaken met die personages, in hun hoofden kruipen, is er niet bij. Wolff registreert gedrag en benoemt zintuiglijk waarneembare details. Een wegkijkende echtgenoot, een onbeslapen bed, de geur van rozenblaadjes, het geraas van een waterleiding: de bijzaken zijn in dit boek de hoofdzaken.
Opmerkelijk is de manier waarop Wolff de hoofdstukken met elkaar verbindt. Of eigenlijk: hoe ze ze bijna níet met elkaar verbindt. Het is alsof je zeven keer opnieuw begint in een boek en zeven keer je best moet doen om te ontdekken met welke personages je te maken hebt en waar en wanneer het verhaal speelt. Zeven keer opnieuw schept Wolff afstand, roept ze vervreemding op.
Alleen in details zitten de geschiedenissen aan elkaar vast. Een ochtendjas die in hoofdstuk één van een haakje verdwijnt, duikt in hoofdstuk vijf weer op. Als halverwege een hoofdstuk het centrale personage bij naam wordt genoemd, begrijp je dat je die eerder in een bijrol hebt gezien. Pas in het laatste hoofdstuk ontdek je hoe hevig de liefde kennelijk was tussen een jongen en een meisje die halverwege het boek woordeloos om elkaar heen bewogen.
Wat al dat speuren naar details je als lezer oplevert? Voor wie van puzzelen houdt: de bevrediging dat de stukjes in elkaar blijken te passen. Voor wie intellectualistisch is aangelegd, maar niet op originaliteit gebrand: de bevestiging van de idee dat de mens een onkenbaar wezen is. Voor wie geïnteresseerd is in Europese geschiedenis: een kennismaking met de Duitse minderheid die eeuwenlang in Roemenië leefde.
Wolff heeft oog voor detail. Over een kind dat groter wordt: ‘De zinken teil was niet groot genoeg meer. Dit jaar staken haar knieën als eilandjes uit het water.’ Over een vrouw die door haar man wordt geslagen: ‘Wie goed keek, maar dat deed niemand, kon zien dat [haar] ene wang roder was dan de andere.’ De mishandelende echtgenoot werkt voor de staatsveiligheidsdienst, weet je als lezer, niemand zal hem aanspreken op zijn gedrag. Met een paar woorden roept Wolff een wereld op waarin mensen uit lijfsbehoud wegkijken van elkaars ellende en waarin de angst voor de staat het hele leven doordringt.
Doordat er zo vaak van scène wordt gewisseld en de personages nauwelijks worden uitgediept, doen de beeldspraken, natuurbeschrijvingen en levenswijsheden echter willekeurig aan. Wolff filosofeert over de tijd, de liefde, over herinnering, godsdienst en wat al niet. Ze laat haar personages kinderen krijgen en verliezen en laat ze vluchten en weer thuiskomen. Genoeg verhaalstof, ideeën en observaties om een paar boeken mee te vullen. Maar wat ze er in De onscherpte van de wereld precies mee wilde?
Waar vluchten die jongens in dat vliegtuigje voor? En waar willen ze naartoe? Spannend had Wolff het niet per se hoeven maken, maar iets indringender had wel gemogen.
Ralph Aarnout
Iris Wolff – De onscherpte van de wereld. Vertaald uit het Duits door Chiara Tissen. Signatuur, Amsterdam. 210 blz. € 21,99.