Recensie: Jon Klassen – De rots van boven
Niemand weet wat de toekomst brengt
De voorflap van Jon Klassens nieuwe boek roept meteen reminiscenties aan een standaardwerk uit de wereldliteratuur op. Toegegeven, de antropomorfe schildpad en zijn antagonist, het gordeldier, mogen dan wat op clichéfiguurtjes uit de kinder- en jeugdliteratuur lijken, de setting zorgt voor een ingenieuze vondst. Het duo bevindt zich namelijk niet toevallig bij een bloem, zowat het enige teken van leven op een verder uitgestrekte, kale vlakte. Wachtend en filosoferend, over lievelingsplekjes, de toekomst en een mogelijk vertrek. Daarmee zijn de parallellen met Becketts Wachten op Godot (1952) nooit ver weg.
De Canadese illustrator Jon Klassen (°1981) maakte de afgelopen jaren naam als dubbeltalent met de zogenaamde ‘Hoedentrilogie’ of – in het Engels – de ‘Hat Trick’. In deze minimalistisch uitgewerkte prentenboeken, met name Ik wil mijn hoed terug (2012), Deze hoed is niet van mij, (2013) en We hebben een hoed (2016), gaan verschillende dieren op zoek naar hun verdwenen hoed of vinden ze integendeel een hoofddeksel dat ze liefst zelf willen houden. Dat uitgangspunt mag misschien niet bijster origineel lijken, maar Klassen weet met een subtiel gevoel voor humor steeds een verrassende wending aan de gebeurtenissen te geven, wat telkens tot een geslaagde climax leidt. Niet toevallig dragen ook in De rots van boven alle dieren een opvallend hoofddeksel…
Klassen verzamelt vijf licht-filosofische verhalen waarin een schildpad, een gordeldier en een slang centraal staan. In het eerste deel, m.n. ‘De rots’, zet Klassen meteen de toon voor de verdere verhalen. In een uitgepuurde dialoog discussieert schildpad met gordeldier over zijn ‘lievelingsplekje’; het lijkt een wat gratuit gekozen plaatsje naast een eenzame bloem op een kale vlakte. Gordeldier heeft echter een ‘slecht voorgevoel’ bij deze locatie. Terecht, zo zal blijken, want de pittige gedachtewisseling wordt geregeld onderbroken door een prent van een vallend rotsblok. Ten slotte mengt ook slang zich in de levendige discussie. Het lijkt alsof er op de prenten weinig gebeurt, maar het is knap hoe Klassen met weinig woorden de spanningsboog zowel visueel als tekstueel opbouwt omtrent de vraag waar het rotsblok uiteindelijk terecht zal komen. Aangezien de (voor-)lezer telkens over meer voorkennis dan de dieren beschikt, zorgt dit ongetwijfeld voor voorpret bij jonge(re) kinderen die deze constellatie zullen doorzien.
Ook de andere verhalen worden door een dergelijke absurde insteek gekenmerkt: net als in Becketts tweeakter lijken de dieren voornamelijk de tijd te doden door te wachten en ondertussen bevreemdende gesprekken te voeren. In ‘De val’ blijkt duidelijk dat de op zijn rug liggende schildpad hulp nodig heeft van gordeldier, wat hij echter ten stelligste ontkent: ‘Nee. Ik heb geen hup nodig […] Ik heb nooit hulp nodig’. Elders treffen we schildpad en gordeldier op het ondertussen gevallen rotsblok aan, filosoferend over de toekomst. Hun setting, de wat monotone, kale vlakte, laten ze als een organisch geheel ontwikkelen, vol bloeiende planten en bomen. Tot ze een bevreemdend fantasiewezentje in de harmonisch geheel plaatsen, met alle gevolgen van dien.
Het vierde en vijfde verhaal vormen een geslaagd tweeluik dat als spiegel van het eerste hoofdstuk geconcipieerd wordt. Schildpad nadert gordeldier en slang die samen van de zonsondergang genieten. Omdat schildpad hen niet kan verstaan, komt hij steeds dichter en dichter, maar de aandachtige lezer weet nog waartoe dat in het eerste deel geleid heeft…
Net zoals in eerder werk houdt Klassen de tekst vrij eenvoudig. De karig uitgewerkte dialogen verlenen het verhaal een vlot vertelritme dat tevens voor vaart zorgt. Achter die schijnbare eenvoud schuilt echter een doordachte opbouw en ongedwongen snedigheid. Ook Klassens prenten herinneren met hun sobere tinten, voornamelijk groen en grijs, aan zijn vorige prentenboeken. Opnieuw wordt de bladspiegel maximaal benut; soms prijkt de tekst op de rechterzijde, begeleid door paginagrote prent links; dan weer nemen de illustraties het overgrote deel van een dubbele pagina in, waarbij de tekst tot enkele zinnetjes gereduceerd wordt.
Klassen speelt alweer een geraffineerd spel met de verwachtingen van de (voor-)lezer. Mede dankzij de nauwkeurig opgebouwde spanningsboog en het vlotte vertelritme gaan de verhalen nergens vervelen, ondanks de soms wat magere plot. Omwille van de ongewone inhoud en de opvallende vormgeving een boek dat in het oog springt en nog een tijdje blijft nazinderen.
Jürgen Peeters
Jon Klassen – De rots van boven. Vertaald door Edward van de Vendel. Gottmer, Haarlem. 96 blz. € 16.99.