Recensie: Mauk Westerman Holstijn – Een meedogenloos gehoor
Een druipneus in de stoomcabine
Nederland heeft er weer een jonge schrijver bij. Met de verhalenbundel Een meedogenloos gehoor debuteert Mauk Westerman Holstijn op vierentwintigjarige leeftijd bij Querido. Het boek met de schitterende titel (naar een gelijknamig verhaal in de bundel) bevat negen verhalen, variërend van tien tot achtendertig pagina’s, die gekenmerkt worden door een magisch-realistisch randje.
Een nadere kennismaking met de schrijver. Mauk Westerman Holstijn (1997) is geboren in Amsterdam en ontwikkelde zijn passie voor lezen en schrijven op het onvermijdelijke Barlaeus Gymnasium, terwijl hij op de basisschool al een toneelstuk had gemaakt van een boek van Eoin Colfer. In 2015 vertrok hij naar Wageningen om daar respectievelijk de bachelor Biotechnologie en de master Aquaculture and Marine Resource Management te studeren, met Mariene Ecologie als specialiteit. Aldaar schreef hij het verhaal ‘Droogte’, dat ook in Een meedogenloos gehoor is opgenomen, en de Resource-literatuurwedstrijd won. Deze informatie is afkomstig van het enige interview met hem dat te vinden is op internet, afgenomen door de Wageningen Universiteit. Wie verder spit ziet dat ‘Droogte’ net als ‘Nattigheid’ (ha!) is gepubliceerd in het Hollands Maandblad en dat Daan Remmerts de Vries fan van hem is. Volgens LinkedIn is Westerman Holstijn inmiddels adviseur legionellapreventie.
De wetenschappelijke achtergrond van de schrijver schijnt door in deze bundel. Zo is het water (of een gebrek daaraan) een terugkerend motief, maar is er ook een personage dat met bleek en azijn aan de slag gaat om chloorgas te creëren. Een ander smeert zich met boter en frituurolie in om een bepaald effect te bewerkstelligen. Het geeft de verhalen een eigen smoel, die nog eens versterkt wordt door magisch-realistische wendingen zoals in het verhaal ‘Nattigheid’: een man gaat naar de sauna en krijgt een druipneus in de stoomcabine. Vervolgens beginnen hij en zijn omgeving te lekken aan alle kanten. Eenmaal thuis probeert de hoofdpersoon zich af te drogen, kan alleen een minuscuul handdoekje vinden, pakt een driedelig pak uit de kast, droogt zich daar mee af en trekt het aan. Intussen stroomt het huis over.
Westerman Holstijn is geen groot stilist, noch een exceptioneel observant van menselijke gedragingen en emoties. Dat baby’s vooral leuke kleren dragen voor de volwassenen wordt gebracht als een inzicht, vergelijkingen als ‘zo uit de toon vallend als een formule 1-auto in de dierentuin’ zullen het collectief geheugen niet bereiken. Dat is geen groot probleem wanneer we in verhalen zoals ‘De claustrofiel’ en ‘Het schip’ vaardig meegenomen worden in een magisch-realistische, bijna absurdistische wereld die het bizarre van de werkelijkheid juist aantoont. De anekdote van een dertiger die in zó’n klein appartement woont dat hij zijn strijkijzer moet gebruiken als kookplaat is er een mooi voorbeeld van:
Zelf maak ik daarna een aantal tosti’s in aluminiumfolie op mijn strijkijzer. Die kan heel goed als kookplaat fungeren als ik hem stabiel ondersteboven zet, waar ik een methode voor gevonden heb. Ik heb veel methodes. Iedereen op aarde verricht zijn dagelijkse handelingen op zijn eigen manier, maar toch trekken ze allemaal hun neus op als ik vertel over dat strijkijzer.
Soms, echter, is het basisidee van het verhaal te mager en dan komen de tekortkomingen wel aan de oppervlakte. Dit is met name het geval in ‘De geboorteakte’; het eerste verhaal nota bene, en tevens het langste, waarin een veertigjarige man geboren wordt in een babylichaam. Een geinig gegeven, maar niet origineel genoeg om sowieso te boeien. ‘De geboorteakte’ eindigt ook onbevredigend: plots wordt in een alinea het verdere levensverloop van de baby samengevat en gaan we eruit met een losstaand aforisme, alsof Westerman Holstijn zelf ook niet wist hoe het verder moest.
Zoekend naar een overkoepelende thematiek lijkt dat kritiek op de machinale mens te zijn. Meerdere verhaalwerelden in Een meedogenloos gehoor worden bevolkt door mensen met een blik op oneindig en het verstand op nul. Als mieren lopen ze elkaar achterna, in paniek rakend wanneer ze af moeten remmen. In de supermarkt van het verhaal ‘De claustrofiel’ mag je niet stilstaan voor een schap, omdat dan de doorstroming spaak loopt. In datzelfde verhaal en in ‘Het schip’ wordt aan op de grond liggende gewonden voorbijgelopen omdat passanten geen tijd hebben voor zo’n onderbreking. Het kan geen toeval zijn dat in het laatste verhaal van de bundel een oplossing gevonden wordt voor deze problematiek. Dat in ogenschouw nemend, is het begin van ‘Het syndroom van Fields’ als een poëtica van de schrijver te zien, als een uitleg waarom het ontregelende magisch-realisme nodig is om de act die Maatschappij heet te ontmaskeren:
[…] “vrolijk” is het eerste wat ieder mens leert spelen. Je leert het in je eerste paar levensjaren. Functioneel vrolijk. Basisvrolijk. En dan moet je naar een toneelschool om dat ongedaan te maken, je moet weer oprecht leren zijn voor je kunt leren acteren.
Martijn van Bruggen
Mauk Westerman Holstijn – Een meedogenloos gehoor. Querido, Amsterdam. 184 blz. € 18,99.