Recensie: Édouard Louis – Veranderen: methode
Eddy’s odyssee
Hoe wordt een jongen uit een straatarm Noord-Frans arbeidersgezin een intellectuele ster in de Parijse elite en een internationale bestsellerauteur? Die vraag beantwoordt de jonge Franse schrijver Édouard Louis (1992) in zijn nieuwe autofictionele roman Veranderen: methode. Hij ontleedt zijn jeugd, zijn relatie met zijn ouders en vooral wat hij gedaan heeft om te veranderen, om van de onbeduidende Eddy Bellegueule de wereldberoemde schrijver Édouard Louis te worden. Dat doet hij met een vlijmscherp mes.
In een innerlijke monoloog, gericht aan zijn vader en aan zichzelf, analyseert Louis zijn transformatie, die begon op zijn nieuwe school in Amiens, een kunstzinnig lyceum met internaat waar hij de bovenbouw doet. Daar leert hij zich kleden, netjes eten, accentloos spreken, over literatuur converseren (boeken lezen komt later pas) en naar klassieke muziek luisteren. Het zijn vooral zijn klasgenote en beste vriendin Elena en haar ouders, die hem als een zoon opnemen in hun gezin en hem de nieuwe naam Édouard geven, van wie hij de kunst een Bildungsbürger te zijn afkijkt. Het verlangen om te ontsnappen aan het uitzichtloze, armoedige en intolerante milieu ontstaat al heel jong. Eddy, zoals zijn ouders hem hebben genoemd, is anders en dat laat zijn omgeving hem weten ook.
vanaf mijn eerste levensjaren werd de diagnose van het probleem gesteld: toen ik begon me uit te drukken, de taal te leren, onder de mensen te komen, hoorde ik dat er om me heen steeds meer vragen werden gesteld, waarom praat hij als een meisje, Eddy, terwijl hij een jongen is? Waarom loopt hij als een meisje? Waarom wringt hij zijn handen als hij praat? Waarom kijkt hij zo naar de andere jongens? Zou hij eigenlijk niet een beetje homo zijn?
Eddy internaliseert de homofobie van zijn omgeving en durft pas na zijn eindexamen voor het eerst met jongens te daten.
Imitatie lijkt de methode te zijn die Édouard gebruikt om een betere versie van zichzelf te worden. Eerst kopieert hij het accent en de intellectuele brille van Elena. Daarna wordt de Franse filosoof Didier Eribon, net als Édouard homoseksueel en afkomstig uit een arm, laagopgeleid gezin, zijn grote voorbeeld.
Ik luisterde, hij sprak, ik luisterde en dacht ineens: ik zou net als hij willen zijn, ik zou hem willen zijn – waarom was ik niet zo ver weggevlucht? Ik wist niet meer wat ik voelde, ik benijdde hem, hij fascineerde me en het volgende moment veranderden mijn gevoelens in een mengsel van jaloezie en woede.
Net als Didier wil Édouard via lezen en schrijven afstand nemen van de vernederingen die hij heeft ondergaan vanwege zijn armoede en zijn homoseksualiteit, die hij na een lezing van de filosoof herbeleeft. Zijn zelfhaat wordt versterkt doordat hij de boeken die Didier aanraadt aanvankelijk niet begrijpt.
Ik probeerde mezelf ervan te overtuigen dat als ik één op de vijftig pagina’s zou begrijpen, ik al veel zou hebben bereikt – het lukte me niet altijd mezelf te overtuigen, mezelf voor te liegen – en op sommige avonden zat ik ontmoedigd naar de bladzijden van een opengeslagen boek te kijken, niet in staat een eenvoudige reeks letters en woorden te ontcijferen, ik haatte mezelf, ik minachtte mezelf, het zal me nooit lukken. Ik draaide om het boek heen dat me weerstand bood en me belette erin door te dringen, alsof de zinnen me fysiek afstootten. Het deed me pijn te zijn zoals ik was.
Hij blijft lezen tot hij Baldwin, Bourdieu, De Beauvoir, Deleuze, Derrida en Fanon wel begrijpt. Lezen, en daarmee kennis en macht vergaren, wordt zelfs zo’n obsessie dat vrienden afstand nemen van Édouard, geïrriteerd door zijn tomeloze ambitie om uit Amiens weg te komen en het in Parijs te gaan maken. En zij weten dan nog niet dat de hoofdpersoon na zijn geestelijke transformatie, die hem een plaats aan de eliteuniversiteit École normale supérieure in Parijs oplevert, zijn uiterlijk ingrijpend zal veranderen.
Net aangekomen in Parijs noteert Édouard ‘het programma voor mijn toekomstige leven’:
Mijn naam veranderen (naar de rechtbank?),
Mijn gezicht veranderen,
Mijn huid veranderen (tatoeage?),
Lezen (iemand anders worden, schrijven),
Mijn lichaam veranderen,
Mijn gewoontes veranderen,
Mijn leven veranderen (iemand worden)
In het laatste deel van Veranderen: methode kiest Louis voor andere vertelvormen: een fictief zelfinterview voor de spiegel, een fictieve monoloog van Elena en fictieve brieven van Édouard aan Elena. Hier haalt hij zijn scalpel tevoorschijn en onderzoekt hij minutieus of hij gebruik of zelfs misbruik heeft gemaakt van de mensen die hem hebben geholpen. Was hij een opportunist die blind voor de gevoelens voor anderen zijn eigen successen nastreefde? Heeft hij niet alleen zijn ouders, maar ook zijn vrienden en mentoren verloochend? Eenduidig is het antwoord op deze vragen niet. De oudere mannen die hem geld en toegang tot kennis en de betere kringen boden, deden dat ook omdat ze de jonge Édouard aantrekkelijk vonden.
De roes waarin Édouard verkeert na zijn succesvolle debuut haalt de scherpe kantjes van zijn verleden af. Het lukt hem om in de epiloog terug te denken aan zijn jeugd en de vernederingen, de scheldpartijen en het andere geweld weg te laten. Omdat dit het vijfde boek is dat Louis over zijn jeugd publiceert, komt het nostalgische verlangen naar het dorp dat de verteller is ontvlucht nogal onecht over, alsof hij achteraf compensatie zoekt voor het uitblijvende geluk. Want ook nadat de schrijver van de opbrengsten van zijn boek zijn droomappartement in Parijs heeft kunnen kopen en overal ter wereld lezingen heeft gehouden blijft hij verlangen naar een ander leven.
Marie-José Klaver
Édouard Louis – Veranderen: methode. Uit het Frans vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre. De Bezige Bij, Amsterdam. 240 blz. € 22,99.