Wachten op de vogel

De dertienjarige ik-figuur en zijn zesjarige zusje Nour hebben een speciale relatie, die wordt bepaald door hun aanstaande scheiding. Nour is namelijk ernstig ziek en zal niet lang meer leven. ‘Pa zegt dat Nour er erg aan toe was en waarschijnlijk niet ouder zou worden dan acht of negen’, zegt de ik-figuur op pagina 12. Het thema van het aankomende verlies wordt in iets meer dan zestig pagina’s verteld, gevolgd door een serie tekeningen.

Wat alleen wij weten heeft een ‘stille’ toon. Het verhaal kent geen aanhalingstekens, zodat je de gesprekken tussen broer en zus ervaart als veelzeggende dialogen:

Ben je moe?
Een beetje. Ik kan niet tot aan de andere kant van de kamer kijken, daar wordt het wazig.
Waarom sluit je je ogen niet een poosje?
Dat heb ik al gedaan, maar dan draaien mijn ogen zich en kijken naar binnen, dat vind ik vervelend.
Hoezo?
Ik wil niet zo van dichtbij bekeken worden.
Ik houd je gezelschap, zeg ik.
Ik ga naast haar zitten en streel haar hoofd. Haar ogen vallen vanzelf bijna dicht, helemaal gesloten zijn ze niet, ik zie dat de oogbollen bewegen, misschien op zoek naar iets daarbinnen.

Je zou die stilte ook kunnen vervangen door ‘verdwijnen’. De kleine en kwetsbare Nour is namelijk regelmatig zoek, alsof ze al vooruit wijst naar haar aanstaande verscheiden. Alleen haar achtergelaten pop herinnert op zulke momenten aan haar aanwezigheid.

Het bijna niet te benaderen thema van een ongeneeslijk ziek kind beleven we vanuit de ogen van een tiener, maar dat wil niet zeggen dat we ons bevinden in zijn realiteit. Afgezien van enkele verwijzingen naar gamespelletjes en een paar puberale oprispingen van humeurigheid heeft hij een volwassen stem, waarmee hij verhalen vertelt aan zijn zusje en zo het lijden enigszins draaglijk maakt. Verhalen zijn voor de geest wat adem is voor de longen, zegt hij op de eerste pagina.

Nour is blij, nieuwsgierig en ondeugend, maar ook moe, koortsig en bleek. Maar ook Nour is een kind dat in haar afhankelijkheid van haar broer een volwassen literair personage is. Ze luistert en reflecteert, alsof ze helemaal doordrongen is van haar lot. Het feit dat de symboliek soms heel nadrukkelijk is – Nour die vragen stelt over getroffen gamefiguren – doet niets af aan haar geloofwaardigheid. Overigens duikt Wat alleen wij weten niet weg voor de realiteit. Nour moet medicatie krijgen, gewassen worden en de ziekte leidt tot irritaties tussen pa en ma. Haar verjaardag duurt niet langer dan een ochtend, waarna de taart, gemaakt van medicijnen, in de vuilnisbak belandt.

In de verhalen van haar broer spelen vogels een belangrijke rol. Met name die ene vogel waarvan ze weten dat hij het is. Deze vogel kan niet besluiten op welke tak hij moet gaan zitten om te gaan zingen, zodat broer en zus moeten afwachten. Andere vogels kondigen hem misschien aan, zoveel takken wachten geduldig, maar tot die tijd gaat het om het weten. Pas na Nours overlijden wordt hij langzaam zichtbaar – tussen de takken wordt hij geschetst, om heen te vliegen.

Elvis Peeters (achter deze naam gaat het schrijversduo Jos Verlooy en Nicole van Bael schuil) schreef met Wat alleen wij weten een aangrijpend boek over het geloof in verhalen. Geloven doe je tegen beter weten in, maar de belofte van bemoediging en eventueel verzoening biedt een vorm van houvast. Ook dat is bijna niet te benaderen of in woorden te vangen. Misschien volstaat de suggestie dat de indeling in de categorie ‘feelgoodromans’ op de bestelsite met de grote B de lading niet echt dekt.

Jaap Krol

Elvis Peeters – Wat alleen wij weten. Met tekeningen van Charlotte Peys. Podium, Amsterdam. € 15,00.