Recensie: Ish Ait Hamou – Cécile & De tocht van Kareem
Een queeste en een schoonheid
Wie Cécile & De tocht van Kareem in zijn handen heeft weet zeker dat dit boek van Ish Ait Hamou van waarde gaat zijn. Mocht de inhoud tegenvallen dan is er altijd nog de vormgeving die een prominente plek in de boekenkast dan wel huiskamer garandeert: een houtachtige hardcover, groot formaat, gevuld met schitterende tekeningen van Penelope Deltour die kunstwerkjes op zich zijn. Het boek is dan ook een feestelijke heruitgave van Ait Hamou’s in 2015 verschenen Cécile.
In Cécile & De tocht van Kareem maken we kennis met de elfjarige Djibril, die in een niet nader genoemd dorpje in het zuiden van Marokko woont met zijn ouders en broer Kareem. Djibril is een speels type, dat liever hoge duiken in een oasemeer neemt dan naar de moskee gaat om het woord van God te leren. Als Kareem, die gids is, op een dag met een collega naar de markt rijdt in een pick-up is het geen verrassing dat Djibril stiekem meelift in de laadbak. Alleen blijkt Kareem helemaal niet naar de markt te gaan; hij is van plan de illegale oversteek naar Europa te maken om het knappe Fransje meisje Cécile dat hij gegidst heeft terug te vinden.
Djibrils aanwezigheid brengt alles in de war en het komt er uiteindelijk op neer dat niet Kareem, maar Djibril de queeste naar Cécile onderneemt. Het is tot dan toe een omslachtig, bijna kinderlijk verhaal geweest waarin alle ongeschreven regels die literatoren zichzelf opleggen worden genegeerd. We hebben te maken met een alwetende verteller die zelfs het marginaalste personage een geschiedenis geeft en ook in alle hoofden kruipt, wat het boek van veel spanning berooft. Zo heeft Djibril een strenge vader, wat ertoe leidt dat Djibril zich afvraagt of pa wel van hem houdt. Meteen kruipt de verteller dan in het hoofd van vader en vermeldt: ‘en dat was zo, meer zelfs dan Djibril ooit zou kunnen vatten. Natuurlijk zag zijn vader Djibril graag glimlachen.’
De verteller laat weinig ruimte over voor eigen interpretatie en schroomt de overtreffende trap niet. Emoties zijn ‘intens’, stiltes ‘volledig’, waarop dan meestal een uitzondering volgt (‘op een zacht gemurmel na’). Bloemrijk taalgebruik hoeft geen bezwaar te zijn, mits nauwkeurig toegepast. Dat is helaas vaak niet het geval in deze roman. Ait Hamou laat zijn verteller meermaals gemeenplaats op gemeenplaats stapelen zonder dat de beelden op elkaar aansluiten. Zo lezen we: ‘Kareem had een deur geopend in zijn vaders hart, en daaruit welde nu een onstuitbare woordenstroom op (…)’ en zo wordt een personage ‘tergend langzaam’ van het leven ‘weggerukt’.
Het zijn slechts enkele ergernissen die afleiden van het verhaal zelf. Zonde, want de Vlaming met Marokkaanse wortels snijdt interessante thema’s aan die hem merkbaar aan het hart gaan. De onderkant van de samenleving wordt goed vertegenwoordigd en ook de abstract gekwalificeerde ‘gelukszoekers’ geeft hij een gezicht. Eenmaal in Europa begint het verhaal zich meer te richten op deze actuele thema’s en wordt duidelijk dat Cécile & De tocht van Kareem zeker geen jeugdverhaal is. Wanneer Djibril Cécile eindelijk vindt in Parijs wordt het zelfs grimmig en doemen vergelijkingen met Een klein leven op. De naïeve Djibril begrijpt pas laat wat voor duistere zaken er om hem heen spelen en hoe Cécile hierin verwikkeld is omdat het leven in een wereldstad zo contrasteert met zijn geboortedorp:
Het dorp veranderde nooit. Voor iedere inwoner die stierf, werd er een andere geboren. Een jonge palmboom schoot op, een oude werd omgehakt. Je kwam er ter wereld en je bleef er tot je dood. Het leven verliep volgens een vast stramien en iedere dorpeling leefde het precies zoals van hem verwacht werd, tot het voorbij was.
Cécile blijft helaas wat eendimensionaal. Geholpen door Djibrils heimelijke verliefdheid is er te veel aandacht voor haar schoonheid en haar waardige, zachte en goede karakter. Cécile koestert echter geen liefde voor Djibril, ze voelt zich eerder als een moeder voor hem, zoals hij in Sevilla ook al een moederfiguur vond in huishoudster Maria. Dat een preek van de imam over moeders Djibril doet beseffen dat het tijd is om terug te keren naar zijn geboortedorp verwondert dan ook niet. Maar of het dorp werkelijk zo onveranderlijk is als het lijkt, is de vraag. Zoals Cécile al opmerkt: ‘Het is bijna oneerlijk wat de tijd met iemand doet. Een seconde duurt maar een seconde en dan wordt hij onderdeel van een verleden waar je onmogelijk naar terug kunt gaan.’
Martijn van Bruggen
Ish Ait Hamou – Cécile & De tocht van Kareem. Met tekeningen van Penelope Deltour. Uit het Frans vertaald door Lies Lavrijsen. Manteau, Antwerpen. 328 blz. € 29,99.