Recensie: Jane Smiley – Een winter in Parijs
Ook dieren willen wel eens shoppen
Het romantische Parijs, stad van licht, fonteinen en rode wijn drinken op terrassen, is een steeds terugkerend verschijnsel in literatuur en cinema. Het is ook een mooie gedachte om alle lawaai, stank, geweld en opdringerige reclame even weg te kunnen denken. Dus een stel pratende dieren kan daar ook nog wel bij. Dat is wat de Amerikaanse Pulitzer-prijswinnaar Jane Smiley deed voor haar vriendelijke roman Een winter in Parijs.
Pratende dieren in een roman voor volwassenen, je moet er van houden natuurlijk, maar Een winter in Parijs is even afgezien daarvan, een kundig geschreven boek. Het verhaal dat zich ontrolt, heeft wel wat weg van een animatiefilm, waarin dieren ook vaak tot mensen in bijvoorbeeld honden- of paardengedaante veranderen. Ze bekommeren zich om relaties, werk of het uiterlijk van hun woning en doen ook geregeld aan fronsen en wenkbrauwen optrekken. Grappig is dan weer Smileys opmerking dat je het allemaal ook weer niet al te letterlijk moet nemen:
Natuurlijk ‘praat’ Peres niet tegen Étienne – geen van de dieren praat tegen Étienne – maar Peres maakt wel haar wensen kenbaar […]
Een winter in Parijs, oorspronkelijke titel Perestroika in Paris, is het verhaal van een veelbelovend jong renpaard, Perestroika, in het boek kortweg Peres genoemd en op de achterkant van het boek foutief Paras, die vanuit Auteuil door het Bois de Boulogne naar het centrum van Parijs loopt. Bijvoorbeeld om etalages te kijken. In boeken als deze kan dat zo maar. Het edele dier maakt kennis met een Duitse staande, Frida, een koppel eenden, een filosofisch ingestelde raaf en zelfs enkele assertieve ratten. Met name het paard en de hond kunnen het goed met elkaar vinden, helpen elkaar de winter door, waarbij Frida in staat is om met bankbiljetten in de bek inkopen te doen bij winkeltjes van sappelende kleine neringdoenden, die in het echt ongetwijfeld tot de gele hesjes zouden behoren. In Smiley’s wereld vegen ze elke ochtend echter monter hun stoepje.
Ook belangrijk is de relatie van de dieren met de achtjarige Etienne en zijn stokoude grootmoeder Madame Éveline de Mornay, die nauwelijks meer kan horen of zien. Deze twee vormen als het ware hun dekmantel voor de altijd bedreigende wereld. Boodschap: pas als dieren een mens hebben, zijn ze hun leven zeker.
Jane Smiley ontving in 1992 de Pulitzerprijs voor fictie voor haar roman A Thousand Acres, in het Nederlands verschenen als De wetten van het land, maar kreeg ook veel erkenning met haar andere werk, waarin ze een voorkeur aan de dag lijkt te leggen voor het bescheiden bestaan van eenvoudige mensen in vervlogen jaren. In een recent interview zegt ze ‘het ware Parijs’ te hebben leren kennen uit het oeuvre van negentiende-eeuwer Emile Zola, met name diens roman La Curee, waarin hij de reconstructie van de stad kritiseert, toen speculanten voor een grijpstuiver de verloederde huizen van arme bewoners overnamen om ze voor dikke winst aan de stad te verkopen, die de grond nodig had om er de nieuwe avenues en boulevards, zoals bedacht door baron Haussmann, te kunnen bouwen.
Zola is, met zijn opkomen voor de armen en zijn steun voor de impressionisten, wel herkenbaar in Smileys werk, waarin vaak paarden, de trouwe dieren die aan de automobiliteit voorafgingen, een grote rol spelen. Het is een vorm van nostalgie en onbedorvenheid die haar lijkt te motiveren. Ook haar biografie van Charles Dickens past in dat beeld. Zo was hond Frida ooit de compagnon van clochard Jacques, van wie het lijk na zijn dood op straat door een soort opruimingsdienst van de stad Parijs wordt verwijderd. Frida begrijpt er niets van hoe haar grote vriend als ding wordt behandeld.
En toen op een ochtend, op een binnenplaats een klein eindje van de rivier vandaan, werd hij niet meer wakker, en daar had je de gendarmerie al en Frida kneep ertussenuit. Ze zag van een afstandje hoe ze hem optilden, in een busje legden en met hem wegreden, en dat had ze nooit begrepen.
Er zit meer van dergelijke impliciete kritiek op de prozaïsche, puur zakelijke maatschappij in Smileys roman. En daarmee op het valse beeld dat de romantische stad naar buiten toe verkoopt. Etienne en zijn grootmoeder staan daarbij aan de goede kant, want hun lekker rommelige en stoffige huis ziet er nog net zo uit als vroeger, is afgeschermd door een ondoordringbare heg van klimop en een afsluitbare poort. Als de dieren eenmaal binnen zijn, gaat de boel weer op slot. Veilig voor de gendarmerie, die loslopende honden vangt en ongetwijfeld ook vrij rondlopende renpaarden. Veilig ook voor de onderwijsautoriteiten, die Etienne, die thuis zelfs nog Jules Verne leest, willen dwingen naar school te gaan om hem op die manier tot een van hen te maken.
Gelukkig zijn er meer ‘kleine mensen’ die anders denken. Zoals de winkeliers, die de dieren beschermen, aaien en te eten geven en stadstuinman Pierre, die wel weet dat Peres en Frida de eerste nachten in het Parijse centrum in de bosjes slapen, maar daar niet moeilijk over doet.
Net als in animatiefilms met pratende dieren, wordt het natuurlijk ook nog even Kerstmis. Met sneeuw en kou, dat spreekt, en alles wordt goed en zoet, want deze roman gaat dan wel over Parijs, Smiley is en blijft natuurlijk wel een Amerikaanse.
André Keikes
Jane Smiley – Een winter in Parijs. vertaald door Nan Lenders. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 240 blz. € 22,90.