Recensie: Kristien Hemmerechts – Hubertina
Bidden, bidden en nog eens bidden
Kristien Hemmerechts baarde in het najaar van 2021 opzien door een interview over haar terugkeer naar de katholieke kerk, waar zij zich ‘in de handen van God’ voelt. Als je haar nieuwe roman Hubertina leest, kan je je niet aan de indruk onttrekken dat het werken daaraan op zijn minst inspirerend moet zijn geweest: als er iets kenmerkend aan het centrale personage is, is het haar godvruchtigheid. Zij wordt zodanig gedreven door een rechtlijnig geloof in de katholieke god en de maagd Maria, dat de schrijfster zich toch behoorlijk heeft moeten inleven in hoe zoiets voelt. Nu ontstond de kiem voor het hernieuwde geloof bij Hemmerechts al eerder, toen bij haar borstkanker werd geconstateerd in 2015. De afgelopen jaren hielp ze bij het kerstdiner van een rooms-katholieke geloofsgemeenschap in Antwerpen; wellicht gaf het werken aan Hubertina haar het laatste zetje.
Anna Maria Hubertina Aretz heeft echt bestaan. Hemmerechts kreeg een getuigenis van haar in handen uit het archief voor nationale bewegingen en raakte geïntrigeerd. Hubertina Aretz werd op 22 augustus 1893 geboren in Horbach, een klein dorp tegen de Duitse stad Aken aan. Ze groeit op in een streng katholiek mijnwerkersgezin met negen kinderen, vier jongens en vijf meisjes. De Nederlandse en de Belgische grens zijn heel dichtbij en Hubertina zal in haar latere leven die grenzen steeds oversteken en uiteindelijk in België terechtkomen. Haar geloof is haar bestemming: ze zal een groot deel van haar leven in Nederlandse parochies werken als ‘pastoorsmeid’. Bidden is een dagtaak. Een verpleegstersopleiding maakt ze niet af maar zorgt er wel voor dat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog in een Duits hospitaal in Antwerpen werkt. In die jaren leidt ze een dubbelleven want naast dat Duitse hospitaal helpt ze ook Joden met onderduiken. Ze wordt verraden en belandt in vrouwenkamp Ravensbrück. Uiteindelijk komt ze in de jaren ’50 en ’60 in Vlaams-nationalistische kringen.
De roman begint ijzersterk: ‘Tante Lizzie was ervan overtuigd dat ik dood was.’ Amper levend komt ze ter wereld, grauw en rimpelig, met slap hangende beentjes en armpjes en tante Lizzie constateert dat er een engeltje is geboren. Godvruchtig als de familie is, bedenken ze al snel dat het doodgeboren kindje nog niet gedoopt is en dan kan het natuurlijk geen engeltje worden! ‘We moeten bidden,’ zegt Hubertina’s moeder. Terwijl de vermeende dode baby in een kom in de keuken wordt gelegd, haalt Lizzie de ‘doopstuit’ en probeert haar zus te kalmeren. Als ze even later in de keuken komt, is de baby verdwenen. Grote zus Catharina heeft haar gevonden en ze blijkt wel degelijk te leven. ‘God heeft haar uit het voorgeborchte gered!’ jubelt tante Lizzie. Die bijzondere geboorte zal Hubertina zich nog vaak heugen: blijkbaar heeft God een opdracht voor haar.
De sfeer van een groot katholiek mijnwerkersgezin in het grensgebied weet Hemmerechts goed te treffen. Vader naar de mijn, moeder blijft thuis, geen grote armoede. De parochiepriester die zo af en toe op bezoek komt, en al snel de fles jenever op tafel. De oudere broers van Hubertina ontdekken die jeneverfles ook al jong en worden argwanend in de gaten gehouden door de strenge Hubertina. Vanaf die eerste jaren sluipt de rechtlijnigheid er al in, maar ook een sterk ontwikkeld gevoel voor rechtvaardigheid. In de klas neemt ze het op voor het minder bedeelde meisje Mina. Als zij later op jonge leeftijd zwanger blijkt te zijn, brengen Hubertina en zus Catharina haar naar een klooster in Den Haag, ver weg van de blikken van buurtgenoten. Als ze Mina achterlaten, bedenkt Hubertina:
Het enige wat we nu voor haar konden doen was bidden, bidden en nog eens bidden. Ik wist één ding: wat er ook gebeurde, ik zou nooit in haar schoenen staan.
Daar slaagt ze in. Misschien wel door dat vele bidden. Er gaat geen dag voorbij zonder een gebed, tot in de lengte van haar dagen. Haar antwoord op moeilijkheden: bidden. Ook als het de politie provoceert tijdens de herdenking van de executie van collaborateur en Vlaams nationalist August Borms in 1966. Geen prettige persoon om mee geassocieerd te worden. Borms is een controversieel figuur in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging vanwege zijn collaboratie met de Duitse bezetters tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog. In 1946 werd hij vanwege deze collaboratie geëxecuteerd. Dat Hubertina zich inlaat met de nagedachtenis van Borms is lastig te rijmen met de rabiate afkeer die ze tentoonspreidt bij Hitlers opkomst in de jaren dertig: ‘Ik haatte hem. (…) Wat een monsterlijke figuur.’ Dat Nazi-Duitsland het communisme bestreed, zou een oorzaak kunnen zijn waarom de streng katholieke Hubertina misschien een oogje dichtkneep voor die collaboratie van Vlaams-nationalisten maar helemaal duidelijk wordt het niet. Of dat erg is, is de vraag.
Het lijkt erop dat alles wat Hemmerechts te weten is gekomen over Hubertina, in de roman is gestopt. En dan nog aangevuld met ‘verbeelding en empathie’. Bijna elk hoofdstuk bevat weer nieuwe personages, nieuwe verhalen en anekdotes. Alles krijgt evenveel aandacht. Heeft Hemmerechts wel keuzes gemaakt? Af en toe leest de roman als een grondig bijgehouden dagboek. Dat is jammer, want er komen wel degelijk delen uit het leven van Hubertina voor die interessant genoeg zijn om langer bij stil te staan. Dat smokkelen wat blijkbaar normaal was als je praktisch naast de grens woont, daar had ik wel meer over willen weten. En hoe rijmt een zo vrome vrouw dat met haar geloof? Het hoofdstuk over Hubertina’s verblijf in kamp Ravensbrück is echter weer ijzersterk, net als de start van de roman. Hier word je meegenomen in een sterk geschreven, spannend maar uiteraard gruwelijk verhaal waar bezieling uit spreekt. Hier krijgt het verhaal vleugels waar het op veel andere momenten nogal inzakt.
Doordat de roman zo lang is en bij vlagen dus ook langdradig, ga je je eerder ergeren aan Hubertina dan dat Hemmerechts je voor haar inneemt. Ik vraag me af of dat de bedoeling was. Een personage hoeft natuurlijk niet sympathiek te zijn. En uiteraard: Hubertina Aretz was een ambigue persoon, Joden helpen in de Tweede Wereldoorlog, Vlaams-nationalistisch in de jaren daarna, maar een interessante vrouw vind ik haar vreemd genoeg niet echt. Als zij op driekwart van de roman uitspreekt dat ze geen kwezel is, kreeg ik toch echt het idee dat Hemmerechts dat moest schrijven om de gedachte die je als lezer steeds meer krijgt, tegen te spreken. Misschien was ze geen kwezel, maar rechtlijnig, goedgelovig en opportunistisch was ze wel degelijk. Hemmerechts toont haar leven, het is aan de lezer om te oordelen. Opmerkelijk is dat Hubertina toch blijft rondspoken in je hoofd, ook al heb je tijdens het lezen je bedenkingen bij de manier waarop Hemmerechts haar leven heeft beschreven. Heeft ze je toch te pakken.
Martijn Nicolaas
Kristien Hemmerechts – Hubertina. De Geus, Amsterdam. 352 blz. € 22,50.