Recensie: Peter Gizzi – Archeophonica
‘Het leven is groots dezer dagen’
‘Het leven is groots dezer dagen en je kunt maar moeilijk de maat ervan nemen.’ Daarom geeft de Amerikaanse dichter Peter Gizzi zich in zijn bundel Archeophonica over aan de polyfonie en daar blijft het niet bij. Een archeophone is een apparaat waarmee je oude geluidsopnames kunt overzetten op duurzamere geluidsdragers, zodat je ze kunt afspelen op bijvoorbeeld een computer. De dichter doet iets vergelijkbaars: taal is oud en gebruikt. Om nieuwe poëzie te schrijven, moet je de oude taal omzetten in nieuwe. Toch blijft er altijd een spoor achter van de oude: ‘Het is hetzelfde maar anders, anders van nu af aan.’
In Gizzi’s poëzie klinkt inderdaad een meerstemmigheid uit de moderne wereld: in het gedicht ‘Instagrammatica’ is het ‘wij zoekgeraakt in het moment’ en is onze toekomst ‘in de lucht’. In ‘Google Earth’ klaagt de ik erover dat de wereld is stukgegaan, als de jij ver weg is. Dan houdt hij niet van de zee en van de wolken, of ‘de door de afstand verheerlijkte aanraakschermen.’ In het gedicht ‘Hoe te lezen’, dat hij heeft opgedragen aan de Amerikaanse, experimentele dichteres Rosmarie Waldrop, schrijft hij, met na elke regel een witregel:
Een wereld van licht en een wereld van openisme
Een syntaxis van warmte en dynamisme
Een menselijke wereld mauwend in het donker
Een gigantoruimte van stilte, tijd
Een vurige geest door de gloed van het zoeken
Ritme percussie assonantie
Energieke stille magie
Een tekstuele nimbus, uit lucht ontstaan
Misschien zijn dit stuk voor stuk aanwijzingen om Gizzi’s poëzie te benaderen, want daar vraagt deze poëzie wel om: hoe moet ik haar lezen? Veel gedichten lijken zoektochten van een dichter, die eerder tegen iets aanloopt, dan dat hij vindt wat hij heeft gezocht. Steeds komt hij weer iets nieuws tegen dat hij meevlecht in het gedicht. Zo kan de wind bonken tegen de potdekselplank en de ik in het gedicht opmerken dat hij genoeg weet om te zien dat de gebarsten ruit niet snel zal worden vervangen. Daarna vraagt hij zich af: ‘Wie heeft er tijd voor zulke dingen in het lied?’ Met andere woorden: alles kan materiaal zijn voor een gedicht, ook de gebarsten ruit. Nog voordat die vervangen is, is hij al opgenomen in het gedicht.
Bij vertaalde poëzie is het interessant om over de schouder van de vertaler mee te kijken. Die gelegenheid geeft Mysjkin in het nawoord. Gizzi maakt het de vertaler niet eenvoudig. Omdat hij zo met klanken en woorden speelt, is het lang niet altijd mogelijk om dat spel in een nieuwe taal te vangen. Wat dat betreft is de vertaler ook een soort ‘archeophone’, die het oude moet omzetten in iets nieuws, terwijl hij alles op alles zet om zo weinig mogelijk details verloren te laten gaan. Mysjkin legt uit dat de twee talen in sommige nieuwgevormde woorden wonder boven wonder parallel lopen. Hij geeft als voorbeeld dat het syntagma ‘of my own waking’ is geënt op ‘of my own making’ (van eigen makelij). In de vertaling wordt dat ‘van eigen wakelij’, waarin het woordspel en de betekenis beide behouden zijn. Onmogelijk is dat bij ‘the chemical / wash of my genes’. In het Engels klinkt ‘genes’ als ‘jeans’, waardoor het chemisch wassen betekenisvol wordt. In het Nederlands is die klankovereenkomst er niet bij ‘genen’. Daarmee gaat dus het woordspel verloren.
En zo beland je als lezer in een wereld waarin je ogen en oren tekortkomt. Soms word je overrompeld: ‘Net nu zijn er tienermicrogolven / die door je lijf gieren / terwijl je tekst met me hebt.’ Als je hier het ‘klinkt als’-principe op loslaat, klinkt er ‘seks met me hebt’ in door. Daar heeft Gizzi toch zeker een punt, want in de intieme relatie tussen dichter en lezer staat er tussen hen beiden altijd het gedicht.
Dietske Geerlings
Peter Gizzi – Archeophonica. Vertaling en nawoord Jan H. Mysjkin. Vleugels, Bleiswijk. 88 blz. € 21,80. Te koop bij de betere boekhandel of direct bij de uitgever.