Strips: Joe Ollmann – Fictional Father
Alles tegen wil en dank
Het was heerlijk, het was fantastisch, je zou willen dat je de pagina’s van Fictional Father van Joe Ollmann kon blijven omslaan, zonder dat je bij de laatste pagina aanbelandde. Zoals Jezus, die maar brood bleef breken en vissen uit de mand bleef halen. Het blijft bij een goede 200 bladzijden, maar wie tot daar is gekomen, heeft genoten van een tragisch, gekweld levensverhaal en van een vertelling die vanwege spot, humor en vaart echt iets bijzonder is. Ollmann kan vertellen, dat bewijst hij voluit.
Het verhaal is ingenieus. Caleb is een veertiger met een trage tred en weinig ambitie. Hij vult zijn dagen met schilderen, nadenken over zijn toekomst en verder niet veel. Hij worstelde met een alcoholverslaving en heeft een moeizame relatie met een steward – iets wat niet heel lekker ligt in de familie. Caleb is ook de zoon van een van de beroemdste striptekenaars van de wereld; zijn vader is namelijk niemand minder dan Jimmy Wyatt, de schepper van de legendarische krantenstrip Sonny Side Up, waarin een vader en een zoon de hoofdrol spelen. Sonny Side Up is een mierzoete feelgoodstrip die Jimmy Wyatt de bijnaam Everybody’s Dad oplevert. Hij verdient miljoenen aan de strip en merchandise, wat hem onuitstaanbaar en tiranniek maakt. Zijn familie is lucht, want laat dat gezegd zijn: Sonny Side Up is bedácht, het is zéker niet eigen familie. Aan één Hank Ketcham (schepper van de strip Dennis the Menace en vader van diezelfde Dennis) hebben we meer dan genoeg – dit verhaal zou gebaseerd zijn op het leven van Dennis, van wie bekend is dat die een zeer slechte verstandhouding had met zijn vader.
Het verhaal opent met een zo pijnlijke anekdote dat de toon meteen is gezet: op een prestigieuze prijsuitreiking vertelt Jimmy Wyatt dat er een ‘special little person’ is zonder wie hij niet kan werken. De zesjarige Caleb glimt van oor tot oor, tot zijn vader niet hem maar zijn secretaresse op het podium erbij roept. Zijn moeder die naast haar zoon zit, negeert hem opzichtig, terwijl haar man de lachers op zijn hand heeft en de gevierde paljas uithangt. Zo verloopt het leven van de jonge knaap: hij wordt genegeerd, hij is tot last. (‘Wat moet hij hier nou? Ik heb verdomme een deadline, zoals altijd!’)
Dat Caleb in zijn tienerjaren ontspoort is logisch. Hij wordt onderhouden, faalt in elke poging die hij doet om iets van zijn leven te maken (‘Ik herinner me jouw hang gliding periode nog goed’) en blijft alleen aan de fles plakken. Zijn hele misère is de schuld van hem, van Everybody’s Dad. De innerlijke kwelling is door Ollmann zo geweldig neergezet dat de lezer geen medelijden krijgt, zelfs geen klein beetje, maar toch wil weten hoe Caleb het verder rooit. Als hij een beetje succes heeft met zijn schilderijen, raakt het de lezer niet echt. Daar lijkt het Ollmann niet om te doen. Er zijn vast ergere dingen.
De tekeningen van Ollmann zijn niet hemelbestormend. De indeling van zijn pagina’s, ook op plaatjesniveau, is soms charmant onbeholpen. Soms leunen de figuren om te hoek omwille van de tekstballonnen, dat idee. Maar het maakt echt allemaal niet uit: door de magische vertelstem van Ollmann blijf je doorlezen. Al zijn observaties zijn zo raak, zo treffend, dat lees je niet vaak. Peter Bagge had het vroeger met Buddy, al leest dat nu gedateerd. Gabrielle Bell kan ook mooi ingetogen en pijnlijk vertellen, maar zij heeft iets geks over zich – Ollmann is juist heel down to earth. Caleb is gewoon een mislukking die zichzelf niet aan zijn kraag omhoog kan trekken. Daar horen geen grootste vergezichten bij.
Speciale aandacht is er voor Calebs moeder, een getormenteerde vrouw met een gelooid gezicht, een symmetrisch kapsel als Beatrix en grote zonnebrillen. Zij is koud en afstandelijk, zoals zij vindt dat hoort bij de vrouw-van. Pas als haar man op late leeftijd overlijdt, komt ze los. Dan blijkt pas wat ze allemaal heeft moeten doorstaan. Ze deelt haar gekwelde herinneringen met Caleb, die nooit op enig mededogen van haar kant heeft mogen rekenen. Dat zet hun relatie ook weer op scherp: heeft hij toch liever die waardeloze moeder die hem negeerde en ontkende, of deze ontketende kenau die zich aan zijn zijde schaart om haar verdriet te kanaliseren? Arme Caleb is te bescheten om zelfs als volwassen man voor zichzelf op te komen. Het levert prachtige scènes op.
Fictional Father is een juweel van een graphic novel. Terecht, maar evengoed uit het niets, werd het onlangs als eerste strip ooit genomineerd voor de prestigieuze Canadese Governor General’s Literary Awards, een literaire prijs voor oorspronkelijk Canadees werk. Mooi voor een boek waarin de hoofdpersoon eigenlijk gewoon zichzelf probeert te zijn, terwijl zijn omgeving iemand anders van hem heeft gemaakt. Caleb is alles tegen wil en dank. Hij zou graag iets of iemand willen zijn die hij nooit wordt. Schilder? De opvolger van zijn vader? Gewoon iemand anders? Je helpt het hem ergens hopen, maar je geeft hem geen schijn van kans.
Stefan Nieuwenhuis
Joe Ollmann – Fictional Father. Drawn & Quarterly. 212 blz. € 23,00.