Recensie: Basuki Gunawan – Winarta
Tot in zijn nieren verbitterd
Winarta, tbc-patiënt en student geneeskunde, is op zoek naar een nieuwe houding tegenover het leven. Zijn ouders zijn op gruwelijke wijze vermoord en hij kan nu stoppen met zijn geneeskundestudie omdat hij niet langer aan de verwachtingen van zijn vader hoeft te voldoen. De moord op zijn ouders is zo wreed dat Winarta, de hoofdpersoon van de gelijknamige in 1953 geschreven novelle van de Indonesisch-Nederlandse schrijver Basuki Gunawan (1929-2014), denkt dat ze wel schuldig moeten zijn aan een ernstig misdrijf. Alleen als ze onschuldig zijn, mag hij overgaan tot geweld.
Er moest beslist iets geweest zijn waardoor zij nu zo wreed vermoord waren. Ik had het niet meer dan billijk gevonden als zij mij, hun enige zoon, in hun geheim betrokken hadden, opdat ik me min of meer kon voorbereiden op wat komen zou. Blijkbaar was hun leven ermee gemoeid.
Als Winarta leert dat er sprake is geweest van een persoonsverwisseling voelt hij zich vrij om zijn ouders te wreken en het op te nemen tegen de vijand. Wat volgt, is een weg doordrenkt met bloed die eindigt in de gevangenis, waar het verhaal begint met de fascinerende zin ‘De oude cipier is weggegaan.’
Schuld, zinloosheid, wraak en geweld vormen de bestanddelen van Winarta’s nieuwe houding tegenover het leven. In het eerste deel staat schuld centraal. Zoals zijn ouders onschuldig vermoord zijn, weet hun zoon dat hij ook schuldig bevonden zou kunnen worden. Net als Josef K. uit Het proces an Kafka zou hij zich dan niet weten te verdedigen.
Het kon best zijn dat ik, beschuldigd van moord of iets dergelijks, geen antwoord zou kunnen geven op de vragen die mij gesteld zouden worden. Dan zouden ze me wellicht als de dader beschouwen. Eenmaal tot zo’n conclusie gekomen zouden ze niet licht meer te overtuigen zijn van mijn onschuld.
Winarta’s gedachtengang over zijn ouders lijkt op de juridische cirkelredenering in Kafka’s nooit voltooide roman, die pas na zijn dood werd uitgegeven. Ook zijn verlangen om ambtenaar te worden doet denken aan het werk van Kafka waarin de bureaucratie centraal staat, en Kafka’s eigen identificatie met de rol van ambtenaar. Winarta wordt uiteindelijk moordenaar; in de bureaucratieën van de nazi’s en de koloniale overheersers waren ambtenaren vaak ook moordenaars.
De voormalige student sluit zich aan bij Strijdgroep X om te vechten tegen de vijand. Idealisme verwerpt hij. Hij vecht niet voor volk, vaderland en vrijheid, maar tegen de vijand, die in zijn eerste frontervaringen wordt belichaamd door een 14-jarige jongen die een spion zou zijn. Om te voorkomen dat het kind uitgroeit tot een gevaarlijke volwassen vijand snijdt Winarta hem de keel door. Hier vermengt Gunawan het doden met Winarta’s herinneringen aan de slachtingen in het abattoir waar hij als kind vaak getuige van was en het lichaam van zijn minnares Nuraini en thematiseert hij traumatisering. Nuraini’s mogelijk zwangere lichaam is na de moord abject geworden.
Ik vroeg me af waarom men in zijn verdere leven achtervolgd moet worden door een eenmaal begane daad. Herinnering is niets anders dan ballast. Ik walgde van het beeld van Nuraini.
Winarta weet zich tot een held van mythische proporties op te blazen die ontelbare vijanden doodt en zijn eigen manschappen daarbij koelbloedig opoffert. Als hij na het eindeloze moorden weer een nieuwe houding tegenover het leven zoekt, slaagt hij er niet in die te vinden. Niet alleen hij is veranderd, ook de wereld om hem heen. De vrouw, voor wie zijn strijdmakkers vochten, vergaart kennis, buit haar vernedering uit en verraadt de strijder die worstelt met zijn geweten en existentiële vragen.
Winarta is een boek van canonieke kwaliteit dat nooit in de canon is opgenomen, schrijft Gustaaf Peek in zijn voorwoord bij de novelle. Gunawans verhaal over de Indonesische kant van de onafhankelijkheidsoorlog verscheen zelfs nooit in boekvorm. De novelle werd in 1953 onderscheiden met een eervolle vermelding tijdens de uitreiking van de Reina Prinsen Geerligsprijs. Peek vergelijkt Winarta met De vreemdeling van Albert Camus en drie andere vroege Nederlandse boeken over de oorlog: De ondergang van de familie Boslowits (1950) van Gerard Reve, Het behouden huis (1952) van W.F. Hermans en Het bittere kruid (1957) van Marga Minco. Met De ondergang van de familie Boslowits heeft Winarta gemeen dat de oorlog nauwelijks benoemd wordt. De hoofdpersonen van beide novellen noch de personale vertellers maken niet in detail duidelijk om welke oorlog het gaat. De woorden Indonesiër, Indo-Europeaan, Nederlander of kolonie komen in Winarta niet voor. Net als Reves novelle en een deel van Het bittere kruid verscheen Winarta in een literair tijdschrift. Na de eervolle vermelding bij de Reina Prinsen Geerligsprijs werd het verhaal in 1954 in vier afleveringen in De Nieuwe Stem gepubliceerd. Tot een boekuitgave kwam het pas dit jaar voor het eerst.
Het is jammer dat het bijna 70 jaar heeft geduurd voordat Winarta zijn weg naar een uitgever vond, maar door de hernieuwde belangstelling voor een ander perspectief op het Nederlandse kolonialisme en de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd en het verlangen de literaire canon uit te breiden kan de novelle nu wel een groot lezerspubliek bereiken. Ook publicaties als De nieuwe koloniale leeslijst en De postkoloniale spiegel. De Nederlands-Indische letteren herlezen waarin nieuwe leeswijzen van bekende boeken uit de Caribische en Nederlands-Indische literatuur geïntroduceerd worden, wakkeren de belangstelling voor nieuwe en herontdekte teksten over Indonesië aan.
Marie-José Klaver
Basuki Gunawan – Winarta. Met een voorwoord van Gustaaf Peek. Alfabet, Amsterdam. 128 blz. € 19,99.