Poëzie als pantser tegen de naderende dood

Ziekte en gezondheid, maar ook jeugdherinneringen en licht filosofische opwellingen vormen de ingrediënten van Iets kleins volstaat, de postuum verschenen bundel van de vorig jaar overleden dichter en psycholoog Eric van Loo (1957-2021). Het is wonderlijk, maar misschien ook wel een beetje verademend, hoe licht en toegankelijk Van Loo met de dood voor ogen weet te formuleren:

Elastieken benen

Zelden iemand zo soepel door de deur zien komen.
Neem dat maar letterlijk: door de deur. Voor haar
bestaan er geen obstakels, ze ontwijkt de rolstoel,
springt over de bank en laat de lucht wervelen
alsof ze over een dozijn extra gewrichten beschikt.

Ze jongleert met haar pen en voor ik het weet
sta ik in haar agenda. Als ze me volgende week
maar tien procent kan leren van wat haar beweegt
ben ik voorgoed genezen en dans ik dit gedicht.

Het onuitgesproken contrast in dit gedicht zit hem natuurlijk in de tomeloze beweging van de (ik neem aan) therapeut, tegenover het onvermogen van de ik-figuur. Die zit aan zijn rolstoel gekluisterd en kan slechts hopen op een fractie van haar beweeglijkheid. Toch weet de dichter in deze regels zijn tegenspeelster op de valreep nog te overtroeven. Waar zij met haar pen jongleert, levert dat weliswaar een nieuwe afspraak op, maar als de dichter met woorden danst, hebben we meteen een fraai gedicht in handen. ‘Tien procent […] van wat haar beweegt’ slaat dan ineens niet meer uitsluitend op haar ‘elastieken benen’ (met dank aan ‘Foxy Foxtrot’ van Nico Haak), maar prijst vooral de lenige geest van de dichter.
Een man in een rolstoel in een instelling, met een verzwakt lichaam maar een scherpe geest, kan eigenlijk maar een paar goed doen: zichzelf en zijn omgeving waarnemen óf het verleden observeren. In beide gevallen levert dat bij Van Loo mooie filosofische mijmeringen op, bijvoorbeeld in:

Newtoniaans

Noodgedwongen doe ik steeds minder
wat langzamerhand went. Maar de geest blijft
hinderlijk aan zijn tralies rukken. Wil denken,
lezen, schrijven. Ik werp hem af en toe iets toe.

Een gedicht, een ongelooflijke podcast,
een cryptogram. De gedachtendrang
lijkt niet te stuiten. Ik word het moe
alsof ik zonder denken niet besta.

Kijk eens naar buiten, laat de tijd passeren
auto’s op de rondweg, een uitgelaten hond.
De wet van de traagheid valt te leren
bewogen te worden door al wat beweegt.

Net als het vorige gedicht is ook dit opgebouwd rond een contrast, hier tussen het onwillige lichaam en de gretige geest. En ook hier triomfeert die geest over dat lichaam – al lijkt dat in eerste instantie natuurlijk geen kunst. Die geest heeft in dat vorige gedicht tenslotte dat kerngezonde en energieke lijf van die therapeut al overwonnen. Die kan dus wel wat. Toch voelt het gevecht in ‘Newtoniaans’ een stuk zwaarder aan, omdat de ik-figuur dat onverzadigbare brein ook zichzelf laat bevechten. Hij zal zich moeten neerleggen bij de ‘wet van de traagheid’. Want hij kan zichzelf nog zo proberen te verwennen met puzzels, gedichten en ander intellectueel voedsel, zijn brein zit ook gevangen in dat lichaam dat nergens meer naar toe gaat.
‘Newtoniaans’ komt langs als de bundel al een flink eind gevorderd is. Eerder is er (slechts?) het getob van een verpleeghuis dat zucht onder de zomerlichtheid met uitsluitend vakantiekrachten niet de taal niet spreken. Of de mooie observatie van een medebewoonster die ieder avond op exact hetzelfde tijdstip voor het raam gaat staan, om… ja, waarom eigenlijk?

Die volgorde is belangrijk. Omdat Iets kleins volstaat een postume bundel is, zijn er vanzelfsprekend keuzes gemaakt waarover de redactie de dichter niet meer kon raadplegen. Om zo veel mogelijk twijfel weg te nemen, is er gekozen voor een chronologische keuze uit de gedichten die Eric van Loo sinds zijn ziekte wekelijks op Facebook zette. Dat is een goede aanpak gebleken. Hoewel de gedichten niet allemaal even sterk zijn, zijn het temporele verloop van de ziekte en de gedachten daarover als centraal thema in staat om ook aan de wat mindere teksten voldoende gewicht te geven.
Maar het mooist zijn vanzelfsprekend de gedichten die zonder de context van omliggende verzen een krachtiger verhaal vertellen, dan misschien zelfs de dichter zelf bedoelde.

Homeward bound

De jonge Simon vocht al met de tijd
en smolt zijn pijn om in een lied
Wat moet een mens met lege uren

Hoe lang kan een dag soms niet duren
En wat doen lege uren met een mens

Hij nam zijn gitaar als het miezerde
en zong zichzelf vanaf zijn eiland
om de steen in zijn hart te verliezen

Hij sloeg een brug, niet alleen over het water
maar haalde ook de muren tussen culturen neer

Die kleine man met die kleine stem
ik vraag me af: hoe gaat het nu met hem

Misschien dat alle verwijzingen naar verschillende (ik tel er minstens vier) liedjes van Paul Simon uit dit gedicht alleen nog maar herkend worden door bijna gepensioneerde leraren Nederlands. Zij moeten hun leerlingen en hun jongere collega’s dan nog maar vlug even bijpraten. Vooral de verwijzing naar Simons liedje ‘I am a rock’ speelt in Iets kleins volstaat een grotere rol dan de dichter openlijk toegeeft. Want dat liedje bevat de bijzondere regels ‘I have my books / And my poetry to protect me / I am shielded in my armor’. En dat is precies wat de zieke ik-figuur in deze mooie bundel doet; door de poëzie het nakend onheil zo goed mogelijk buiten de deur houden.
De samenstellers hebben de bundel een motto meegegeven uit een van Van Loos vroegere bundels, en dat begrijp ik. Maar de genoemde regels uit ‘I am a rock’ van Paul Simon hadden hier zeker niet misstaan, want, zoals dat liedje geruststellend eindigt: ‘a rock feels no pain / and an island never cries’.

Jan de Jong

Eric van Loo – Iets kleins volstaat. Anderszins, De Waal/Ermelo. 92 blz. €18,50

Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2022-3