Recensie: Geertjan de Vugt – Fonkelrozen
Gegraveerd door de natuur
De negentiende eeuw ligt al ver achter ons, maar de gedreven onderzoekslust van die dagen, gekleurd door een nog aanzienlijk niet-weten, blijft tot de verbeelding spreken. Geertjan de Vugt behoort tot de geïntrigeerden, zo blijkt uit Fonkelrozen, zijn bundel van met elkaar samenhangende essayistische stukken over onderzoekers die veelal door een prachtig toeval de vingerafdruk ontdekten en wat daar mee mogelijk is.
Dat een vingerafdruk een per persoon exclusieve tekening is, weten we in onze tijd allemaal wel, maar die nu overal ingedaalde kennis veroorzaakt ook een bepaalde onverschilligheid. Dat is jammer want de roosjes van fijne lijnen op de vingertoppen zijn niet alleen nuttig en op velerlei terreinen bruikbaar, maar ook een esthetisch genoegen. Tenminste voor wie daar oog voor heeft.
Fonkelrozen, genoemd naar wat de negentiende-eeuwse Tsjechische onderzoeker Jan Evangelista Purkinje ‘Flimmerrosen’ noemde, ofwel ‘Lichtgestalten’, met wat goede wil op vingerafdrukken lijkende concentrische cirkels, hebben velen beziggehouden. Purkinje was een tamelijk drieste wetenschapper, als je dat laatste woord mag gebruiken. Hij wilde bijzondere ervaringen oproepen en die vervolgens onderzoeken. Dat deed hij onder meer door een afkooksel te drinken van kruiderijen, die visuele hallucinaties en flikkeringen bij hem teweegbrachten. Dit om even een indruk te krijgen van de wetenschappelijke bezieling van die periode.
Purkinje had eerst in een klooster geleefd, deed proeven met draaimolens en schommels en komt na verloop van tijd tot het voor hem nieuwe inzicht dat elk individu een unieke wereld is. Dat hij vroeg of laat ook de vingertoppen zou tegenkomen, was een kwestie van tijd. Hij besloot zijn leven met twee leerstoelen aan de universiteiten van Breslau en Praag.
Niet zelden is de tijd op een zeker moment ergens rijp voor, want Purkinje was niet de enige die de vingerafdruk veelbelovend vond. Houtgraveerder Thomas Bewick was er ook zo een, net als Francis Galton, om er maar enkele te noemen wier levens en werkzaamheden De Vugt in een aantrekkelijk mengsel van feit en fictie weergeeft. Hij stelt zich steeds voor hoe een onderzoeker tot zijn nieuwe bevindingen gekomen kan zijn. Maar steeds gebaseerd op wat er bekend is uit nagelaten werk of beschrijvingen van anderen. Wat moet Bewick gedacht hebben?:
Net als de cirkels van het hout, of de afgekerfde lijnen van het graveerblok, besefte hij, waren ook de soms nauwelijks waarneembare lijnen van de huid geschikt om afdruksels te maken. Bewick merkte het op en in zijn ogen, waarin op andere momenten de natuur zich leek te spiegelen, verscheen de fonkeling der verbijstering: alsof de mens zelf gegraveerd was door de natuur.
Het is altijd weer frappant te merken hoe veel er bewaard is gebleven als je als hedendaags schrijver met een op het oog futiele fascinatie behept bent. Het is daarbij natuurlijk van belang niet te veel namen en details in je manuscript op te nemen om de leesbaarheid voor de hoogstwaarschijnlijk toch net wat minder gefascineerden voor de geest te houden. De Vugt is een erudiet schrijver met een lenige pen, maar hij zoekt wat dit betreft wel de grenzen op.
Fonkelrozen doet enigszins denken aan de vorig jaar ook bij Van Oorschot verschenen roman Levensvormen van Lex ter Braak. Maar waar ter Braak, kunstenaar en schrijver en eerder directeur van de Jan van Eyck Academie in Maastricht, voor een romanvorm en een wat poëtischer benadering kiest, is De Vugt toch meer de wetenschapper. Ook diens gekozen vorm, onderling samenhangende essayistische verhalen, is wat minder speels en mede door zijn omvang vooral iets voor de ware liefhebber. En wie is dat bij zo’n specialistisch thema? Dan heb je wel een snaakse benadering als van Atte Jongstra – ook al zo’n negentiende-eeuw-adept – nodig om de aandacht gevangen te houden.
Dat de opgevoerde personages een zekere verdwijnbehoefte zouden hebben, zoals het boekomslag suggereert, komt wat geforceerd over. Welbeschouwd bekijkt De Vugt, veelzijdig en associatief, absoluut, toch vooral de uiteenlopende zoektochten naar nieuwe kennis. Door wetenschappers, of wie daar destijds voor door dacht te gaan, en kunstenaars, onder wie Piero Manzoni en Arnulf Rainer. Verder is er nog een bijzondere rol voor Virginia Woolf als onderzoeker én onderzoeksobject:
[…] Want dat is wat stippen op muren doen, volgens de auteur van ‘The mark on the Wall’, ze herbergen geschiedenissen, verhalen over aan- en afwezigheid, over herkomst en verdwijnen, en Woolf liet haar verbeelding er graag door op gang brengen. Het had natuurlijk gewoon het spoor van een vinger kunnen zijn, achtergelaten door een hand die op enig moment bij het aanmaken van het vuur de zwartgeblakerde haard had aangeraakt, maar die gedachte kwam niet bij haar op.
Onbegrijpelijk is het dat er geen ruimte is voor de aloude handtekening als identificatiemiddel, de dna-proef als hedendaagse opvolger van de vingerafdruk, zoals bij forensisch onderzoek, en de technologisch doorontwikkelde duimafdruklezer (scanner), die wel wordt toegepast om een gebouw of land te betreden, dan wel een computerdevice te ontgrendelen. In dat opzicht is De Vugt dus kennelijk toch de romanticus, die eerder gecharmeerd is van de negentiende-eeuwer met pince-nez en puntbaardje dan van de steriele laborant van tegenwoordig.
André Keikes
Geertjan de Vugt – Fonkelrozen. Over vingerafdrukken. Van Oorschot, Amsterdam. 294 blz. € 25.