Recensie: Neal Shusterman – Zeis
Iedereen is wel ergens schuldig aan
In een niet-nader bepaalde toekomstige maatschappij heeft de mensheid definitief afgerekend met zijn aartsvijand, de dood. Om de groeiende populatie toch enigszins onder controle te houden, ‘dorsen’ zogenaamde ‘Zeisen’ een deel van de mensheid, zoals ‘het verwijderden van rijpe korrels uit grashalmen’.
Een dergelijke situatieschets dient in de (jeugd)literatuur niet zelden als uitgangspunt voor een morele discussie. Dat is in Zeis niet anders, maar Neal Shusterman vermijdt een eenzijdige, quasi-belerende benadering; enerzijds laat hij de lezer nadenken over al dan niet humane manieren van dorsen, anderzijds ontstaat via de integratie van diverse personages – elk met eigen ethische opvattingen – een caleidoscopisch portret van normen en waarden.
Om de complexe, schijnbaar onbevattelijke basisprincipes uit een dergelijke samenleving concreter te maken, integreert Shusterman twee jonge protagonisten, Citra en Rowan, die tot de uiterst strenge opleiding tot ‘Zeis’ worden toegelaten. Het zijn eigengereide jongeren met een hoog rechtvaardigheidsgevoel, wat meermaals tegen de rechtlijnige wetten en regels van de opleiding indruist. Samen met hen verkent de onwetende lezer de consequenties van deze dystopische maatschappij vanbinnen uit. Net zoals in Gesplitst (2011) en Dor (2019) verstaat Shusterman de kunst om de op het eerste zicht ongeloofwaardige plot toch geheel aannemelijk te maken. Het alternerende vertelperspectief biedt de kans om zowel de drijfveren van Citra als Rowan te doorgronden en dat draagt onmiskenbaar tot de veelzijdigheid van de roman bij, net zoals de gedetailleerde beschrijvingen, ook van het ‘dorsen’, want Shusterman spaart zijn lezers zelden.
Zeis Faraday, leermeester van Citra en Rowan, schept met zijn ‘dubbel mentorschap’ echter een ongewoon precedent en wordt daarom tot verantwoording geroepen: de andere Zeisen leggen het duo een absurde voorwaarde op en bezegelen daarmee het lot van één van beiden. Precies de daaruit voortvloeiende competitie leidt tot een onderhuidse spanning, die geregeld in snedige dialogen wordt uitgevochten. Het complexe netwerk van verhaallijnen, de belangenvermenging in de doorgaans goedgeorganiseerde wereld van de Zeisen en de toenemende machtshonger van een enkeling maakt Citra en Rowan tot een speelbal in het oeroude conflict tussen goed en kwaad. Met name Zeis Goddard (what’s in a name?) belichaamt dat laatste aspect: naar eigen zeggen wil de zelfverklaarde godheid ‘plezier’ scheppen ‘in zijn werk’, wat meermaals uitmondt in gruwelijke dorsingen die vaak op massaexecuties lijken. Shusterman biedt aanvankelijk ook inzichten in Goddards beweegredenen, maar slechts sporadisch, en dan wordt de recalcitrante Zeis nog te sterk als machtswellusteling afgeschilderd. Gaandeweg krijgt zijn karakter echter meer diepgang; vooral de passages waarin de schijnbaar overtuigende, maar holle retoriek van de zelfbenoemde pragmaticus ontleed wordt, tonen met verve de complexiteit van de dictatoriale handelswijze.
Dit eerste deel van Arc of a Scythe-trilogie heeft dan ook meer te bieden dan een dystopisch verhaal; Shusterman overtuigt opnieuw met een rijkgeschakeerde adolescentenroman die kritische vraagtekens plaatst bij onze doorgedreven hang naar technologische vernieuwing (o.a. Artificiële Intelligentie) en het schijnbaar onoverwinnelijke vooruitgangsoptimisme. Interessevelden die Shusterman deelt met o.a. Suzanne Collins die in De Hongerspelen eveneens het genre van de dystopie met verve ontstijgt. Daarnaast besteedt de auteur ook – weliswaar in beperktere mate – aandacht aan staatstructuur, de geldigheid van wetten, de impact van gezag op mensen, de rol van religie in een dystopische samenleving. Deze thema’s worden minder grondig uitgewerkt, maar bieden wel interessante aanknopingspunten voor jongeren om de heikele thematiek zelf te overdenken.
Net zoals in eerder werk toont Shusterman zich weleens te breedsprakig, bv. in de gedetailleerde beschrijving van het uiterlijk en de emotionele gesteldheid van zijn personages. Dat pakt goed uit bij de karakterisering van Citra en Rowan, van wie de evolutie behoorlijk geloofwaardig wordt uitgewerkt. De overige personages – en zeker de Zeisen – blijven echter te sterk aan het papier kleven; te vaak worden ze eenzijdig tot exponent van hun specifieke levenswijze opgevoerd, waardoor een zwart-witportrettering ontstaat. Ook de groots aangekondigde climax stelt wat teleur; de zogenaamd spannende strijd wordt te snel afgehaspeld en vormt daardoor niet het spectaculaire sluitstuk waarop voortdurend geattendeerd wordt. Misschien kan het tweede deel van de trilogie enig soelaas brengen. Vreemd genoeg werd Zeis immers al in 2016 uitgegeven, waardoor de beide opvolgers al verschenen zijn in het Engels en de filmrechten ondertussen verkocht. Waarom een vertaling naar het Nederlands zo lang op zich liet wachten is me, zeker gezien de literaire en inhoudelijke waarde van de roman, een compleet raadsel.
Jürgen Peeters
Neal Shusterman – Zeis. Vertaald door Lydia Meeder. Baekens Books, Mechelen. 448 blz. € 22.50.