Recensie: Abdulrazak Gurnah – Paradijs
Een eerste bewuste keuze
De roman Paradijs van Abdulrazak Gurnah kwam al in 1994 uit, en is nu opnieuw uitgegeven, omdat Gurnah de Nobelprijs voor literatuur won. Het is een roman die een recensent op meerdere manieren kan bespreken, bijvoorbeeld in relatie tot ander werk van Gurnah, of diens thema’s als vluchtelingen en postkolonialisme, of specifieker in deze roman een soort slavernij na de slavernij. Laten we de ontwikkeling van de hoofdpersoon Yusuf volgen. Yusuf is een arme jongen in de binnenlanden van Oost-Afrika. Het weinige plezier in zijn leven wordt veroorzaakt door ‘oom Aziz’, een koopman die nogal wat indruk maakt:
Zijn expedities werden vaak begeleid door trommels en tamburi’s en hoorns en siwa’s, en wanneer zijn stoet het stadje binnenkwam, sloegen dieren poepend op de vlucht, en kinderen werden helemaal wild. Oom Aziz verspreidde een vreemde, ongewone geur, een mengeling van dierenhuid en parfum, van gom en kruiden, en een andere, minder goed definieerbare geur die Yusuf aan gevaar deed denken.
Deze oom Aziz komt een keer alleen op bezoek bij de ouders van Yusuf. Er wordt een feestmaal aangericht. Daarna gaat Yusuf met Aziz mee op reis, en Yusuf krijgt daar verder niets over te horen. Ook in het grotere stadje waar Aziz woont wordt hij met veel eerbied behandeld. Hij heeft een winkel waar Khalil Yusuf inwerkt, en hij gaat vaak met grote expedities de binnenlanden in om te handelen, bijvoorbeeld in ivoor. Het wordt de lezer langzaam, en Yusuf nog langzamer, duidelijk dat Aziz Yusuf heeft gekregen, omdat de vader van Yusuf zijn schulden aan Aziz niet kon betalen. Na de afschaffing van de slavernij bleef deze vorm nog bestaan, evenals het simpelweg roven van kinderen om die te verkopen.
Yusuf groeit op, wordt uitgeleend aan Hamid die Yusuf naar de Koranschool stuurt. Uiteindelijk mag Yusuf mee op verre expedities. Lokale adel, meestal sultan genoemd, eist tribuut om in hun gebied te mogen handelen. Af en toe sterft een drager of een bewaker. Het staat hier wat droog, en dat komt omdat het ook zo in het boek staat. Niemand lijkt echt bedroefd te zijn als iemand sterft. Het lijkt erop alsof iedereen helemaal murw is, behalve misschien Aziz, die soms wel hartelijk is, maar vooral aan zijn eigen zaken denkt. Als de expeditie in een dorpje komt dat net is overvallen, overlevenden zijn zwaar gewond, vele dorpelingen zijn ontvoerd, schrijft Gurnah:
Hij [Yusuf] wilde dat het leven eindigde bij het zien van zoveel pijn. Zoiets had hij nooit eerder gezien, had hij zich nooit kunnen voorstellen. Overal vonden ze lijken, in de uitgebrande hutten, bij de struiken, onder bomen. Mohammed Abdalla wilde dat ze zo snel mogelijk verder trokken, uit angst voor ziekte of voor de terugkeer van de overvallers. Simba Mwene ging naar de koopman om te vragen of ze de doden mochten begraven, en hij kwam eerst te dichtbij, zodat hij eerst een stap achteruit moest doen. ‘De mensen die er nog zijn, kunnen dat werk niet doen, in hun toestand,’ zei Simba Mwene.
‘Laat ze dan maar voor de wilde dieren liggen,’ riep Mohammed Abdalla uit – hij kon zijn woede nauwelijks beheersen. ‘Dit heeft niets met ons te maken. De meeste lijken zijn al verrot en halfopgevreten…’
Pas als Yusuf volwassen is, lijkt hij een soort eerste eigen keuze te maken. Hij werkt in de tuin achter de winkel. Die tuin wordt beschreven als een waar paradijs en ook letterlijk zo genoemd. Die tuin wordt beheerd door een tuinman die daar als slaafgemaakte kwam. Hij kreeg de vrijheid van zijn meesteres, de vrouw van Aziz, maar weigerde die, omdat hij vond dat hij altijd al vrij was geweest en het niet aan de meesteres was hem die vrijheid te schenken. Diezelfde meesteres krijgt interesse in Yusuf en wil dat hij langskomt en voor haar bidt. Khalil probeert dat te voorkomen, want de meesteres zal oneerbare handelingen van Yusuf verwachten, en de koopman Aziz, nu weer op expeditie, zal dat niet accepteren als hij weer terug is. Het is pas hier, in de laatste hoofdstukken, waar ook een enorme tijdvertraging optreedt dat Yusuf lijkt na te denken wat hij zelf wil, alsof hij daar nu pas aan toe is. Die tijdvertraging – de scènes van Yusuf en de meesteres worden uitgerekt – zorgt ervoor dat Yusufs woorden er meer toe doen. Gek genoeg zit er in deze hoofdstukken meer spanning dan in de voorgaande hoofdstukken. Of Yusuf een hand op de hals van de meesteres legt is van groter belang dan een heel dorp dat uitgemoord wordt, of een kind dat geroofd wordt, omdat je als lezer nu pas meeleeft met Yusuf, nu hij een soort eigen verantwoordelijkheid kent. Eigenlijk leest alles daarvoor als een soort noodzakelijke karakterschets om Yusuf volwassen te maken.
Echter wordt ook het begin van het kolonialisme beschreven, vanuit Afrikaans perspectief. De mythe dat Duitsers metaal aten en niet konden sterven was hardnekkig. De verschillen tussen de binnenlanden en de stadjes waren groot. Meekrijgen hoe het is om in armoede te leven, in tijden van geweld, dat zit er ook allemaal in. Toch had ik gewild dat Yusuf sneller volwassen was geworden en vaker bij de meesteres op bezoek ging, daar zat de echte spanning.
Erik-Jan Hummel
Abdulrazak Gurnah – Paradijs. Vertaald door Tinke Davids. Meulenhoff, Amsterdam. 368 blz. € 22,99.