Recensie: Carel Peeters – Lof van de combinatie
51 Vrij Nederland essays van Carel Peeters
Carel Peeters is al sinds 1973 verbonden aan het opinieblad Vrij Nederland. Zijn literaire kroniek verschijnt op vn.nl. Onder de titel Lof van de combinatie zijn essays en kronieken van Peeters die in VN/ op vn.nl verschenen, in bewerkte vorm gebundeld. Eerder werden ook al essays van Peeters gebundeld trouwens.
In Lof van de combinatie zijn tussen een inleidend essay en een coda 51 stukken van elk zo’n 7 á 8 bladzijden opgenomen, onderverdeeld in zes 6 delen. Het deel Affiniteiten (12 stukken) bevat essays over auteurs die Peeters bewondert en/of waarmee hij een zekere affiniteit voelt, in Niet door één deur (11 stukken) gaat het om auteurs aan wie (wier werk) hij een hekel heeft, Oud en sterk (10 stukken) bevat stukken over klassieken door wie Peeters zich nog altijd graag laat beïnvloeden; in Het innerlijk rijk (6 stukken) wordt ingegaan op geestesgesteldheden en drijfveren, in Het poëtisch beginsel (5 stukken) gaat het om dichters en het laatste deel, Enigma’s (7 stukken), lijkt een soort restcategorie. Geen van de essays is gedateerd. Dat is verdedigbaar indien Peeters oorspronkelijke versies grondig gewijzigd heeft eer ze voor opname in deze bundel geschikt te achten, maar jammer blijft het.Tot zover de boekhoudkundige kant.
Lof van de combinatie moet niet gelezen worden als roem van verbinding, integendeel, het gaat Peeters er juist om dat er elementen bij elkaar worden gebracht die verschil laten ontstaan, verschil dat tot dieper inzicht kan leiden. Peeters beoogt met zijn essayistiek ars combinatoria te bedrijven, zo leert het inleidende stuk. Buiten die inleiding en de coda hebben alle essays een schrijver en zijn of haar werk, of een specifiek deel daarvan als onderwerp. Wat betekent dat in de meeste gevallen de combinatriek niet zozeer Peeters’ product is, maar gevonden wordt in de persoon en/of dat werk. In feite zijn de essays kleine monografieën. Geschreven als artikel voor een online of papieren VN moesten ze in hun oorspronkelijke vorm natuurlijk voldoen aan eisen van beperkte omvang.
Aan Menno ter Braak wijdt Peeters twee essays, waarvan het tweede met name over de vraag gaat of de rancune waar Ter Braaks het over heeft in Het nationaalsocialisme als rancuneleer (1937) ook een hedendaags verschijnsel is, of zelfs een verschijnsel dat zich in democratieën nu eenmaal altijd voordoet, zodat we er ook altijd voor moeten waken dat het zich, om een uitdrukking van Ter Braak te gebruiken, kan “stileren” tot politieke massaorganisatie. Peeters twijfelt aan de bruikbaarheid van het begrip rancune. Rancune veronderstelt een object jegens welk rancune wordt gevoeld, terwijl de frustratie- en onlustgevoelens die anno nu een bedreiging voor de democratie kunnen gaan vormen, tamelijk ongericht lijken. Maar is het niet juist die vaagheid die het mogelijk maakt gevoelens van wrok – toch de kern van wat rancune is – te blijven koesteren en met behulp van complottheorieën te versterken? Je zou kunnen zeggen dat het om rancune gaat jegens een imaginair hyperobject, rancune die wacht op een demagoog die er een beeld van de zondebok van kneedt.
Met elf bladzijden het langste essay, uit het deel Oud en sterk, gaat over Cervantes en diens Don Quichot. Daaruit dit voorbeeld van Peeters’ eigen combinatriek: ‘Het kost geen enkele moeite om in Don Quichot een combinatie te zien van een gepassioneerde Jacques Brel en een zelfspottende Freek de Jonge.’
Peeters is op zijn best als hij ten aanval trekt. Zoals in het essay over en tegen Jordan Peterson, de Canadese psycholoog die met zijn boek 12 regels voor het leven een internationale bestseller scoorde en vooral in kringen van rechtse jongemannen populariteit geniet vanwege zijn lessen over hoe de dominantieladder te beklimmen en ervoor te zorgen geen loser te zijn of te worden. De ‘Bolsonaro van de psychofilosofie’ noemt Peeters hem en dat is een rake typering.
Het Peterson-essay is eentje van het tweede deel, getiteld Niet door één deur, omdat het allemaal essays betreft over denkers en schrijvers van wie Peeters vaststelt dat hij er niet mee door één deur kan. Andreas Kinneging, Frits Bolkestein, Thierry Baudet, Jordan Peterson en Roger Scruton behoren daartoe, waaruit geconcludeerd kan worden dat Peeters een hekel heeft aan radicaal conservatisme. Overigens heeft hij er geen moeite mee te benadrukken dat Kinneging en Scruton wel degelijk ook eruditie ten toon spreid(d)en.
In sommige essays wreekt zich de kennelijke, journalistieke noodzaak de omvang beperkt te hebben moeten houden. Soms worden combinaties die tot prikkelende tegenstellingen uitgroeien niet uitgewerkt en mankeert het aan diepgang. Maar misschien is dat teveel verlangd en ging het Peeters er veeleer om nieuwsgierigheid te kweken naar de auteurs die hij opvoert en verrassende perspectieven te bieden op hun werk. Als dat zijn ambitie was, dan hij is daar zeker in geslaagd.
Hans van der Heijde
Carel Peeters – Lof van de combinatie. De Harmonie, Amsterdam. 448 blz. € 24,90.