Interview: Rindert Kromhout over zijn boek De poppenspeler van Lampedusa
‘Mijn bloed is Nederlands, maar mijn hart is Italiaans.’
In zijn nieuwste jeugdroman De poppenspeler van Lampedusa neemt Rindert Kromhout de lezer mee naar het Italië van vlak na de Tweede Wereldoorlog. We maken kennis met Matteo, die opgroeit in een verdeeld land dat worstelt met de nasleep van de oorlog. Matteo wil graag acteur worden en is regelmatig te vinden in het kunstenaarscafé Della Pace, waar hij mensen uit de filmwereld treft, zoals de acteur Marcello Mastroianni en de jonge regisseur Federico Fellini. Matteo maakt zich niet zo druk om de politieke discussies die om hem heen gevoerd worden. Hij houdt zich vooral bezig met zijn eigen ambities en zijn intense en verwarrende vriendschap met Davide. Maar alles loopt anders dan verwacht en Matteo komt voor een ingrijpende keuze te staan.
Na de Klaus Mann-trilogie over de Duitse schrijversfamilie Mann en de Bloomsbury-trilogie over het leven van Virginia Woolf en haar familie, komt Kromhout dus opnieuw met een historische roman die zich afspeelt in een kunstenaarsmilieu. En dat in Kromhouts eigen geliefde Rome. Een gesprek met de schrijver.
Hoe is het idee voor dit boek ontstaan?
‘De naam van mijn vader, het derde boek over Klaus Mann, speelt zich af aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. In dit nieuwe boek wilde ik over de eerste jaren ná de oorlog vertellen. Op wat voor manier speelt die oorlog nog altijd een rol in het leven van ‘gewone’ mensen en vooral: wat heeft die voor invloed gehad op de jeugdjaren en ontwikkeling van kinderen?’
Je boek speelt in Rome. Waarom heb je specifiek voor deze plaats gekozen?
‘Rome is ‘mijn’ stad. Ik heb er gewoond en kom er nog zo vaak ik maar kan. Ik voel me er thuis. Na Engeland (Bloomsbury) en Duitsland (Klaus Mann) leek het me heerlijk dit keer Rome als decor te nemen. Ik meen het Italiaanse leven goed genoeg te kennen om de stad en de Romeinen geloofwaardig neer te kunnen zetten.’
Hoe ben je te werk gegaan bij je voorbereidingen op het schrijven van dit boek? Hoe heb je je gedocumenteerd?
‘Het gaat onder andere over de Italiaanse filmwereld van die tijd, als het neo realisme in opmars is. Ik heb tientallen films uit de jaren veertig bekeken, de filmstad Cinecittá, aan de rand van Rome, bezocht, me verdiept in de acteurs en regisseurs van toen, en romans en verhalen van Alberto Moravia (Romeinse verhalen) en Elsa Morante (De geschiedenis) om me de sfeer in het Rome van toen eigen te maken.’
Kun je iets zeggen over hoe je te werk gaat bij het schrijven zelf? Heb je bijvoorbeeld vaste tijden dat je schrijft, bepaalde gewoontes misschien?
‘Ik begin altijd met het maken van aantekeningen met een vulpen in een schrift. Waar speelt het verhaal zich af? Wie zijn de hoofdpersonen? Welke gebeurtenissen wil ik beschrijven? Belangrijk: hoe eindigt het verhaal – dat wil ik altijd eerst weten voordat ik begin te schrijven. Door het maken van aantekeningen zie ik het verhaal steeds duidelijker voor me. Ik maak dan ook proefjes van dialogen, flarden van gesprekken en handelingen om mijn personages te leren kennen. Pas als ik denk voldoende houvast te hebben, begint het echte schrijven: op de computer. Mijn werkdag begint altijd met uitstellen: boodschappen doen, een wandeling maken, de planten op het dakterras verzorgen, stofzuigen. Pas als er geen uitvluchten meer zijn, ga ik aan het werk. En als ik de smaak te pakken heb, schrijf ik urenlang door, vaak ook ’s nachts.’
In het boek komt op een gegeven moment een scène voor waarin Matteo met Marcello, een van zijn vrienden bij de film, een scooterrit maakt door nachtelijk Rome. Marcello geeft Matteo het advies: ‘Kijk om je heen alsof je alles voor het eerst ziet.’ Eigenlijk doe jij als schrijver dat ook. Je laat de lezer kennismaken met de stad waar je zelf zo lang hebt gewoond, met al haar mooie en ook lelijke facetten. Wat betekent Rome voor je? En welk beeld van de stad wilde je bij de lezer overbrengen?
‘We nemen de plek waar we wonen vaak als vanzelfsprekend aan en kijken niet meer goed om ons heen. Dat heb ik zelf ook in Rome. Maar als ik er mensen rondleid en zelf ook weer goed naar de stad kijk, raak ik weer betoverd. En Marcello Mastroianni op een scooter en bij de Trevifontein is een verwijzing naar La dolce vita van Federico Fellini. (Er zijn meer scènes in het boek die knipogen naar klassieke Italiaanse films. De man in de boom, die roept ‘Ik wil een vrouw!’ komt uit Amarcord van Fellini. Rome betekent heel veel voor me. Waarom? Geen idee. Mijn bloed is Nederlands, maar mijn hart is Italiaans.’
Net als de Klaus Mann-trilogie en de Bloomsbury-trilogie speelt De poppenspeler van Lampedusa zich ook weer af in een kunstenaarsmilieu, rond enkele naoorlogse Italiaanse filmmakers en acteurs, zoals Federico Fellini, Luchino Visconti en Marcello Mastroianni. Waarom vind je de kunstscene zo inspirerend om over te schrijven?
‘Kunst fascineert me. Al mijn leven lang heb ik kunnen genieten van literatuur, beeldende kunst, theater, muziek. En wat me fascineert, daar wil ik over schrijven. Het is een van de belangrijkste redenen dat ik schrijver ben geworden: vertellen over wat me raakt.’
Hoofdpersoon Matteo kiest uiteindelijk niet voor een carrière als acteur, maar besluit als poppenspeler voorstellingen te geven aan kansarme zigeunerkinderen, wiens lot hij zich aantrekt. Het deed me via een omweg denken aan je boeken over Klaus Mann en zijn vader Thomas Mann, de beroemde schrijver. Daarin schrijf je over het feit dat Thomas Mann zo lang geweigerd heeft om zich uit te spreken tegen het bewind van de nazi’s, en hoeveel moeite zoon Klaus daar mee had. Wat ik wil vragen is: vind je dat kunst geëngageerd moet zijn? Dat het moet bijdragen aan een betere wereld en zich moet uitspreken tegen onrecht?
‘Kunst laat je werelden buiten je eigen kleine kring zien. Door kennis te nemen van die werelden, vergroot je je zicht op ‘wat er in de wereld te koop is’ en krijg je als het goed is begrip voor het onbekende. Alleen daarom al zou kunst een hoofdvak in het onderwijs moeten zijn. Ik heb daar een paar jaar geleden de Annie MG Schmidt-lezing over gehouden (‘De rattenvanger van Weesp’). Als ik me wil uitspreken tegen onrecht, schrijf ik een essay. In een roman beschrijf ik slechts situaties en dan moet de lezer zelf maar weten wat hij of zij daarmee doet. Ik ben geen schoolmeester, maar een verhalenverteller.’
Je maakt aan het eind van het boek een sprong in de tijd en laat Matteo als oude man voorstellingen geven aan vluchtelingen op het eiland Lampedusa. Waarom wilde je het boek daar en op die manier eindigen?
‘De geschiedenis herhaalt zich voortdurend en we leren bar weinig van het verleden. Dat boeit me, vandaar die sprong naar het heden. Je ziet het nu ook weer met corona. We hoopten allemaal dat we na de crisis iets verstandiger zouden gaan leven. Maar nu de beperkingen grotendeels voorbij zijn, gaan we gewoon weer verder alsof er niets is gebeurd. De mens is een merkwaardige diersoort.’
Een boeiend aspect in dit boek is de intense vriendschap tussen Matteo en zijn hartsvriend Davide. Een verwarrende vriendschap waarbij er sprake is van een zekere seksuele spanning. Die relatie had wat mij betreft best nog wel wat meer uitgediept mogen worden. Was het een bewuste keuze om dat niet te doen?
‘Ja, dat was een bewuste keuze. Het verhaal is vanuit Matteo geschreven, maar het is vooral Davide die worstelt met de relatie. Als ik dat verder had willen uitdiepen, had ik het vanuit Davide moeten schrijven. Wie weet krijgen we Davide’s kant van het verhaal in een volgend boek te lezen…’
Ben je iemand die kan nagenieten van het verschijnen van een nieuw boek of ben je altijd direct weer bezig met een volgend boek? Staan er alweer nieuwe titels op de planning?
‘Ik ben altijd weer bezig met een volgend boek. Soms denk ik, na het schrijven van een boek, vooral na het schrijven van een historische roman: nu neem ik een lange pauze en ga ik lanterfanten, maar na drie dagen vind ik dat die pauze wel lang genoeg heeft geduurd. Ik ben nu aan het nadenken over een boek waarin Davide, zoals gezegd, opnieuw een rol gaat spelen. Maar daar kan/wil ik verder niets over zeggen.’
Jos Noorman
Rindert Kromhout – De poppenspeler van Lampedusa. Leopold, Amsterdam. 176 blz. € 18,99.