Recensie: Juan Carlos Onetti – De dood en het meisje
Aan elke geboorteakte is een doodvonnis gehecht
Uitgeverij Kievenaar is met De dood en het meisje niet aan haar proefstuk toe wat Juan Carlos Onetti betreft. Het huis publiceerde namelijk eerder al Afscheid. Maar het verschil met De dood en het meisje is groot, wellicht omdat er nogal wat tijd tussen zit: terwijl Afscheid veeleer uit Onetti’s beginperiode dateert – 1954 om precies te zijn – valt De dood en het meisje (1973), waarvan de titel werd ontleend aan een compositie van Schubert, in een veel latere periode van zijn schrijverschap te situeren.
Onetti was altijd al een writer’s writer, geen publiekslieveling maar wel sterk gewaardeerd door kenners. Die reputatie zal met De dood en het meisje niet snel veranderen in ons taalgebied, want het betreft een van de meer experimentele werken van de Uruguayaanse meester. Bij het lezen van De dood en het meisje viel mij enige verwantschap met de Franse nouveau roman op, een literaire beweging die onder het voortouw van Alain Robbe-Grillet haar hoogtepunt kende in de jaren 1970 en werd gekenmerkt door een sterke experimenteerdrang, wat erg bevreemdende romans opleverde met inconsequenties op het gebied van tijd en ruimte, ontregelende verhaallijnen enzovoort. Wat oppervlakkig opzoekwerk brengt aan het licht dat er aan Franse universiteiten mensen gepromoveerd zijn met proefschriften over die verwantschap. Ik vermoed dat bijvoorbeeld ook Juan Benet en de Catalaanse Mercè Rodoreda in dezelfde periode hun blik richting Pyreneeën richtten en geïnspireerd werden door de nouveau roman.
Wat De dood en het meisje wel gemeen heeft met eerder werk van Onetti, is de setting, meer bepaald het fictieve Santa María. Dat doet denken aan het Macondo van García Márquez, maar zoals Maarten Steenmeijer uitlegt in zijn voorwoord, hebben die twee literaire universums weinig met elkaar gemeen:
Macondo is larger than life, Santa María is een en al grauwe uitzichtloosheid die gestalte krijgt in een taal die niet verleidt maar kastijdt. Onetti’s stijl is wars van welke vorm van behaagzucht dan ook: de toon is cynisch dan wel sinister, de vertelstructuren laten zich moeilijk ontrafelen, de ellipsen zijn niet te tellen, de woorden staan zelden bij elkaar in combinaties die de lezer vertrouwd zijn terwijl de verwijzingen, associaties, beeldspraak en gedachtesprongen vaak ambigu of ronduit cryptisch zijn.
Geen crowdpleaser dus, die Onetti, maar een compromisloze kunstenaar die niet aan toegiften deed.
Voor zover de plot van deze novelle ertoe doet, hierbij dan toch een kort overzicht. Alles begint met ene Goerdel die bij dokter Díaz Grey komt met een ‘bekentenis’. Dat wil zeggen: hij weet dat de kans groot is dat zijn vrouw, Helga Hauser genaamd, zal sterven als ze nog eens bevalt. Zijn natuurlijke behoeften bevredigen wordt dus moeilijk: met een prostituee zou hij ‘tegen Brausen zondigen’ en de hand aan zichzelf slaan is ook geen optie.
‘De kwestie zou zijn u impotent te maken lang voordat u dit via natuurlijke weg wordt. Dat is droevig, dat begrijp ik,’ reageert de arts laconiek. Díaz Grey blijkt ook een afwezige dochter te hebben die hij alleen kent van ‘slechte foto’s’, maar de lezer heeft er het raden naar van waar hij die foto’s heeft of wat het verhaal van die dochter is.
En jawel, dat alles speelt zich af in een Santa María dat gebukt gaat onder een ‘dagelijks lijden, lijden dat niet kon worden afgemeten aan de uren die het kostte om de stenen te stapelen, muren op te trekken, daken van takken te maken, tot de beestachtige rust van de uitgeputte mens die gelooft een thuis te hebben en een zondag van rust en dankbaarheid verwerft, geknield op de enorme, bijna onhanteerbare bijbel met zwarte omslag ten overstaan van het trillende kordon van Latijnse woorden, uitgesproken door een priester die God mag weten waar vandaan was gekomen omdat hij onmisbaar was.’
Pater Bergner is het personage dat in dit boek het kille, manipulatieve katholicisme belichaamt waarmee hij zijn pupil Augusto Goerdel gebukt laat gaan onder lijden, zonde en boetedoening en hem naar de Hoofdstad stuurt met een niet mis te verstane boodschap: ‘Als je mislukt zullen we je laten vallen. Zelfs in de onmetelijke wijsheid sterven mussen van de kou.’
Als Helga Hauser sterft, wordt de jacht op Goerdel geopend onder leiding van haar broer Patricio. Je zou De dood en het meisje dus kunnen lezen als een soort detective, en de ware toedracht van Helga’s dood proberen te achterhalen, maar een sluitend antwoord komt er niet en ik heb niet de indruk dat dat werkelijk van belang is. Veeleer ontstaat het vermoeden dat de onlosmakelijke band tussen leven en dood hier vooral van tel is: er is sprake van een ‘moorddochter’, of hoe aan elke geboorteakte een doodvonnis is gehecht.
Kievenaar kiest wel vaker voor het moeilijkere, experimentelere werk, en De dood en het meisje is een compacte novelle met een groot soortelijk gewicht waar moeilijk vat op te krijgen is, het werk van een literaire minimalist die met een minimum aan woorden een maximaal effect bereikte, maar aartsmoeilijk te doorgronden is. Het overheersende gevoel bij dit boek is dan ook een combinatie van verwarring en verwondering.
Daan Pieters
Juan Carlos Onetti – De dood en het meisje. Uit het Spaans vertaald en van een nawoord voorzien door Maarten Steenmeijer. Kievenaar, Heveadorp. 96 blz. € 18.
Lees ook deze recensie van De dood en het meisje