Recensie: Max Gross – In Polen lag een sjtetl
Gruwelijke sprookjes
Dat Polen ooit de thuishaven van een grote Joodse gemeenschap was, is bekend. Dat die gemeenschap vrijwel volledig werd uitgeroeid door de nazi’s ook. Maar wat als er nou eens een afgelegen Joods stadje of sjtetl was dat niet werd opgemerkt door de Duitse bezetter en de oorlog ongeschonden kon doorkomen? De Amerikaanse journalist Max Gross (1978) diepte dat idee verder uit voor zijn debuutroman, in het Nederlands vertaald als In Polen lag een sjtetl.
Het stadje in kwestie heet Kreskol en ligt diep verscholen in de Poolse bossen. Het contact met de buitenwereld is vrijwel onbestaande, de inwoners drijven alleen wat handel met rondtrekkende zigeuners en leven overigens nog steeds als eeuwen geleden. Het zou ons te ver leiden om het hoe en waarom uit te leggen en het kan ook niet de bedoeling zijn om al te veel van de plot te verklappen, maar het komt erop neer dat het contact met de buitenwereld plotsklaps wordt hersteld wanneer ene Jankl Lewinkopf op zoek gaat naar Pesje Lindauer, een vrouw die na haar scheiding uit de sjtetl is gevlucht. Daarna volgt voor de inwoners een moeilijke keuze: passen ze zich aan aan de moderniteit, of zetten ze hun isolement voort?
Het leukste aan dit boek is de kleurrijke folklore, het sappige Jiddisch en de Joodse humor. Helaas is er mijns inziens wel een probleem met de geloofwaardigheid. Het is natuurlijk een sprookje, en je moet bereid zijn om daarin mee te gaan, maar als de schrijver de geloofwaardigheid van zijn verhaal vooropstelt en zijn best doet om de lezer daarvan te overtuigen, is het wel een aanzienlijk probleem dat dat niet lukt. Hoe kan zo’n stadje in de bossen zelfvoorzienend zijn? Hoe is het mogelijk dat het eeuwenlang van de radar van de centrale overheid verdwijnt? Gross probeert die vragen weliswaar te beantwoorden met een nogal geforceerde uitleg, maar die overtuigde mij niet. Op een bepaald moment spreekt de verteller de lezer daarover aan:
Ik kan me voorstellen dat velen van mijn lezers vol ongeloof moesten lachen toen ze de voorgaande passage lazen. Er is toeval dat gewoon echt niet bestaat. U denkt natuurlijk dat de schrijver van dit boek u in het ootje neemt.
Ik dacht eerlijk gezegd vooral dat het allemaal nogal vergezocht en overdreven was, ook al deed ik mijn best om mee te gaan in Gross’ gruwelijke sprookje. In zijn nawoord komt de auteur er nog eens op terug:
Maar ondanks zijn verzonnen aard, heb ik geprobeerd dit boek zo veel mogelijk geloofwaardigheid mee te geven.
Als dat de bedoeling was, en je moet een boek beoordelen aan de hand van de vraag of de schrijver in zijn opzet is geslaagd, vrees ik dat dat toch niet echt het geval is.
De Duitse filosoof Theodor Adorno noemde het ‘barbaars’ om na de holocaust nog een gedicht te schrijven, maar fictie is er nog genoeg verschenen, zelfs met die holocaust als onderwerp – zie onder meer films als Schindler’s List of La vita è bella. Toch blijft het een beetje link om zo’n beladen onderwerp te gebruiken. Ook bij het personage Leonid Spektor, die een getal op zijn arm getatoeëerd had en als bij toeval in Kreskol was beland nadat hij uit een concentratiekamp was ontsnapt, had ik een wat ongemakkelijk gevoel. Zijn waargebeurde verhalen over lampenkappen van mensenhuid, sadistische medische experimenten op kampbewoners en dergelijke, die door zijn sjtetlgenoten als ‘gruwelijke sprookjes’ werden opgevat, neigen naar mijn gevoel te veel naar sensatiezucht.
Daan Pieters
Max Gross – In Polen lag een sjtetl. Uit het Engels vertaald door Anna Livestro. Signatuur, Amsterdam. 480 blz. € 24,99.