Recensie: Anatoli Mariëngof – Mijn eeuw, mijn vrienden en vriendinnen, Cynici, Roman zonder leugens, De geschoren mens
Anatoli Mariëngof in viervoud
Wat een op mijn recensie in het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant (1 juli 2022) gebaseerde bespreking van Anatoli Mariëngofs Mijn eeuw, mijn vrienden en vriendinnen voor Tzum moest worden, is uitgegroeid tot een viervoudige recensie.
Dat kwam zo: ik wilde Mariëngofs roman De geschoren mens (waarvan de vertaling verscheen in 2021) betrekken bij het stuk over Mijn eeuw, Mariëngofs memoires, als privé-domein nr. 321 verschenen bij De Arbeiderspers. Toen uitgeverij Pegasus eind juni 2022 de vertaling van de roman Cynici heruitbracht (de eerste uitgave van Perdu stamt uit 1994) dacht ik: vooruit, dan neem ik die ook mee. Meteen daarna kwam Pegasus ook met een heruitgave van de vertaling van Roman zonder leugens (oorspronkelijk in 1997 verschenen bij Perdu). Waar plek is voor drie is vast ook plek voor vier meende ik, vandaar een viervoudige recensie.
Met vertalingen van deze memoires en van drie romans beschikken Nederlandse lezers nu over een flink deel van het literaire werk van Mariëngof. Dat hebben we te danken aan Robbert-Jan Henkes en Elena Pereverzeva. Zij vertaalden niet alleen, maar voorzagen de teksten ook van toelichtende noten en schreven bovendien verhelderende nawoorden.
Anatoli Mariëngof (Nizjni Novgorod 1897 – Leningrad 1962) speelde in de jaren 1918 – 1923 een belangrijke rol bij de, door revolutionair élan gevoede pogingen tot radicale vernieuwing van de Russische literatuur. Met zijn (toen nog) boezemvriend Jesenin, behoorde Mariëngof tot het groepje dichters dat de literaire beweging van het Imaginisme stichtte en leidde. De naam Imaginisme roept wellicht associaties op met de leuze ‘de verbeelding aan de macht’ van de ‘68’ers’. Maar zo dachten de imaginisten niet. Als er al iets aan de macht moest komen en dan ook nog alleen aan de literaire macht, dan was dat het beeld. In elk woord zit, soms verborgen als een kuiken in een ei, een beeld; aan de dichter om de schaal te breken en het beeld tevoorschijn te halen. Heeft het woord in het alledaagse gebruik een heel andere betekenis gekregen dan het erin verborgen beeld uitdrukt? Jammer dan voor de alledaagsheid, want het beeld is primair en de hogere waarheid.
In Mijn eeuw, mijn vrienden en vriendinnen, zijn memoires, zegt Mariëngof dat die vijf jaar van 1918 tot 1923 ‘zijn tijd’ waren. Die in literaire kringen vooral in Moskou een tijd was van manifesten en pamfletten en van vele voordrachtsavonden van nieuwe poëzie, gevolgd door roerige debatten, die tenminste deels ook een gevecht waren om aandacht. Mariëngof ruimt voor ‘zijn tijd’ in Mijn eeuw vanzelfsprekend veel plaats in, zodat je ook een goede indruk krijgt van de relatieve artistieke vrijheid in die jaren. Die zich manifesteerde in een vloedgolf van radicale vernieuwingspogingen, in het theater, denk aan Mejerhold en Stanislavski, in de literatuur, in de architectuur en in de beeldende kunst.
In 1925 pleegde Jesenin zelfmoord. Mariëngof, die met Jesenin gebrouilleerd was toen Jesenin met de veel oudere Amerikaanse danseres en internationale beroemdheid Isadora Duncan was getrouwd, schreef na Jesenins dood Roman zonder leugens, gepubliceerd in 1927 en na veel ophef over de tekst verboden in 1928. In Roman zonder leugens blikt Mariëngof terug op zijn jaren met Jesenin: hun kennismaking in Moskou, kort na de revolutie, hun vriendschap en artistieke verbondenheid, hun armoede, hun pogingen om naam te maken en als dichter een poot aan de grond te krijgen, hun uit elkaar drijven en hun verzoening, die wegens Jesenins dood geen echte verzoening meer kon worden. ‘Zonder leugens’ mag worden geïnterpreteerd als: zonder de mantel der liefde van de kapstok te halen of iets onder het tapijt te vegen. Mariëngof portretteert Jesenin zoals hij hem gekend heeft, als vriend, als briljant dichter, als maker van duizenden tsjastoesjka’s, vierregelige, satirische en/of schunnige rijmpjes, te reciteren met trekzakbegeleiding, als man die aan een blik genoeg had om iemands zwakke plek te lokaliseren, die verknocht was aan het stadsleven, maar het leugenachtige imago van boerendichter met liefde voor het landmanbestaan levend hield omdat hem dat roem bezorgde, en die als hij beschonken was, uiteindelijk zijn permanente staat, als een hooligan te keer kon gaan.
Anno nu is de Russische ophef van toen over deze roman alleen te begrijpen als je weet de dat Jesenin als een soort boeren-Poesjkin werd gezien en als zodanig een publiekslieveling was geworden. Hem beschrijven zoals hij was, wat Mariëngof doet, met zijn geniale én zijn onprettige kanten, werd destijds kennelijk door velen als heiligschennis beschouwd. Deze roman is geen (roman-)biografie van Jesenin, maar van Mariëngofs vriendschap met hem. Een vriendschap die getekend werd door zucht naar literair succes. Aandacht krijgen was daarvoor een belangrijke voorwaarde, vandaar dat de imaginisten straatnaambordjes overschilderden met hun eigen namen en zich luidkeels roerden tijdens literaire avondjes. Tussen de regels kun je lezen dat Mariëngof daar soms ook met (zelf-)relativering op terugkijkt. De vertalers hebben, behalve een nawoord, ook hun vertaling van tien gedichten van Jesenin toegevoegd.
Tussen 1925 en 1930 schreef Mariëngof drie romans. De overstap van dichten naar romans schrijven eiste naar zijn zeggen verburgerlijking, maar heel erg was dat niet, want in 1923 was hij vader geworden, wat toch al enige burgerlijke verantwoordelijkheden met zich meebracht. Roman zonder leugens was zijn eerste roman en tevens zijn laatste die in de Sovjet-Unie werd gepubliceerd. Zijn tweede, Cynici, verscheen in 1928 Berlijn, nadat het boek, ondanks aanvankelijke aanvaarding door de Leningradse afdeling van de staatuitgeverij, niet geschikt werd geacht voor publicatie in Rusland en alsnog werd verboden.
In Cynici vertelt de ik-figuur, historicus Vladimir, hoe hij en Olga, die zichzelf graag een een bourgeois-achtergrond toedenkt, in Moskou samen de jaren 1918 tot en met 1924 proberen te doorstaan, de jaren van burgeroorlog en van tekorten aan alles, maar ook die van revolutionair enthousiasme, zij het dat Vladimir en Olga aan dat laatste lak hebben, Olga trouwt in 1918 met hem om de eenvoudige reden dat in haar appartementengebouw wegens brandstoftekorten niet meer gestookt wordt en zij in die ongemeen koude winter graag in een voorverwarmd bed kruipt. Van het sovjet-bewind moeten ze niks hebben, maar dat wil niet zeggen dat ze reactionair zijn en hunkeren naar terugkeer van de monarchie. Ze zijn op verfijning gerichte estheten en staan om zo te zeggen cynisch-neutraal tegenover politieke idealen, met de nadruk op cynisch als het om Russische pogingen tot verwerkelijking van zulke idealen gaat:
Bij ons komt alleen wie op een touw boven de afrond balanceert veilig aan de overkant, denkt u ook niet, Olga? Kies een vlakke asfaltweg en hoe dan ook breek je je nek. Nu Orjol en Gattsjina gevallen zijn [in de burgeroorlog in 1919 door de Witten veroverde steden; na hun val dacht menigeen dat het gedaan was met het Sovjetbewind, hvdh] begin ik in de duurzaamheid van het Sovjet-regime te geloven. Tenslotte, bedenk ik ineens, zou het me niets verbazen als de luizen, de honger en de pestratten die in Astrakan zijn opgedoken zullen meehelpen om het socialisme te verwezenlijken.
Tussen de tekstdelen met episoden uit het leven van Vladimir en Olga heeft Mariëngof aan nieuwsberichten ontleende mededelingen geplaatst (‘Uit het gebied rond de Kaspische Zee is kamelenvlees onderweg naar Moskou’), een literaire montagetechniek die John Dos Passos niet veel later uitgebreid zal toepassen in zijn grote roman USA. De vertalers hebben in een appendix manifesten, plakkaatteksten en krantenartikelen van de imaginisten opgenomen.
In 1930 publiceerde Mariëngof in Berlijn zijn derde roman, De geschoren mens. In het tweede hoofdstuk van de tien hangt de ik-figuur zijn vriend op met een gordijnkoord. In de andere negen hoofdstukken vertelt hij de geschiedenis van deze vriendschap. Dat laatste is niet het goede woord, hoewel de ik steeds van ‘mijn vriend’ spreekt. Hij is vanaf het moment dat deze Sjpreegart zijn gymnasiumklas betreedt volkomen idolaat van hem en zal dat nog vele jaren blijven. Boven de grondtoon van die idolatrie zijn adolescente, homo-erotische boventonen waarneembaar, maar tot verdriet en frustratie van de ik beantwoordt Sjpreegart als hem dat uitkomt al die bewondering met sadistische streken.
Een groot deel van het verhaal van De geschoren mens speelt zich af in het Rusland van voor de revolutie, de ontknoping van het verhaal is gesitueerd in de jaren daarna, als de ik en Sjpreegart volwassen mannen zijn.
De vertaler heeft in een appendix de acht gedichten opgenomen, die tezamen Mariëngofs bijdragen vormden aan de bundel Echt, gepubliceerd in 1919.
Zijn deze drie romans ook goede romans? Ja, hele goede zelfs. De Russische dichter en Nobelprijswinnaar Josif Brodski noemde Roman zonder leugens de beste roman die de Sovjet-Unie had voortgebracht. Of de romans imaginistisch genoemd mogen worden, is twijfelachtig, maar wie de appendix van Cynici erbij pakt, kan zelf nagaan in hoeverre Mariëngof in zijn romans recht in de imaginistische leer is gebleven. Hoe dan ook kenmerkt zijn aforistische stijl zich door zeer verrassende, altijd pakkende metaforen en door afwezigheid van sentimentaliteit. Op de achterflappen valt met betrekking tot zijn stijl nogal eens het woord laconiek. Nu is dat een eigenschap die ook Mariëngofs karakter tekende. Dat valt op te maken uit zijn memoires, weergegeven in Mijn eeuw, mijn vrienden en vriendinnen.
De jaren 1918-1923 waren zijn tijd, de jaren daarna periodiseert Mariëngof in Mijn eeuw als intervallen tussen zelfmoorden van mensen die hem na stonden. Jesenin maakte in 1925 een eind aan zijn leven, in 1930 schoot Majakovski zichzelf een kogel door het hart. Bitter noteert Mariëngof hoe Majakovski tijdens zijn laatste optredens geschoffeerd werd door een deel van het publiek, dat hem maar al te graag inwreef dat hij niet goed meer lag bij de machthebbers. Hoewel de imaginisten zich in 1918/19 sterk hadden afgezet tegen de Russische Futuristen en Majakovski, waren zij bepaald niet blij met deze afrekening met Majakovski. Hun kritiek had (wederzijdse) bewondering en sympathie nooit in de weg gestaan.
Voor Mariëngof markeerde Majakovski’s dood het einde van de artistieke vrijheid in de Sovjet-Unie. In de tweede helft van de jaren 1920 draaiden de nieuwe machthebbers de schroef van artistieke vrijheidsbeperking steeds verder aan, zij het aanvankelijk nog louter door het niet verstrekken van opdrachten aan kunstenaars die niet in de pas liepen en het weigeren te drukken van manuscripten van schrijvers en dichters die zich te veel non-conformistische nieuwlichterij veroorloofden. Maar naarmate de stalinistische staatsterreur aan kracht won, terwijl tegelijkertijd kunst en literatuur in het keurslijf van socialistisch realisme – in wezen in veel opzichten benepen kleinburgerlijk – werden gedwongen, werd afwijken van de norm uiterst riskant, ook voor lijf en leden.
In 1940 benam Mariëngofs zoon zich het leven, zestien jaar oud nog maar. Vertaler Henkes diepte Mariëngofs verslag op van een van diens laatste gesprekken met Kyrill. Kyrill, hoogbegaafd en literaire ambities koesterend, stelt zijn vader de wanhopige vraag hoe hij (zijn vader) nog kan schrijven, want met HEM (= Stalin) is literatuur immers onmogelijk. Mariëngof kan slechts reageren met een ‘sst’ en wijzen naar de muren, die oren kunnen hebben.
Mariëngof bleef schrijven, maar zijn producten kwamen de censor niet meer voorbij. In de jaren 1930 raakte hij in vergetelheid. Het zou kunnen dat hem dat heeft gevrijwaard van aandacht van ‘de organen’ en een enkele reis Goelagarchipel. Pas in 1988 verscheen in de Sovjet-Unie weer werk van hem.
Robbert-Jan Henkes en Elena Pereverzeva introduceerden Mariëngofs werk in Nederland. Al in de jaren 1990, maar toen nog zonder dat het veel aandacht kreeg. De recente verschijning van Mijn eeuw in de privé-domein reeks lijkt dat te gaan compenseren. Heel goed. Naar de boekhandel of de bieb om die memoires te halen? Neem dan meteen ook een van Mariëngofs romans mee.
Hans van der Heijde
Anatoli Mariëngof, Mijn eeuw, mijn vrienden en vriendinnen. Vertaling, annotaties en nawoord Robbert-Jan Henkes. Arbeiderspers, Amsterdam – privé-domein nr. 321. 394 blz. € 27,99.
Anatoli Mariëngof, Roman zonder leugens. Vertaling, annotaties en nawoord Robbert-Jan Henkes en Elena Pereverzeva. Pegasus, Amsterdam. 222 blz. € 24,50.
Anatoli Mariëngof, Cynici. Vertaling, annotaties en nawoord Robbert-Jan Henkes en Elena Pereverzeva Pegasus, Amsterdam. 208 blz. € 22,50.
Anatoli Mariëngof, De geschoren mens. Vertaling, annotaties en nawoord Robbert-Jan Henkes Pegasus, Amsterdam. 160 blz. € 18,50.