Recensie: Claire Goll – Alles is ijdelheid
Claire Goll, dichteres, weduwe van Yvan Goll, dichter, valt in haar in 1976 bij een kleine Franse uitgeverij verschenen autobiografisch geschrift La poursuite du vent, nu [1978] in de vertaling van Marianne Kuik en Frans de Haan onder de titel Alles is ijdelheid opgenomen in de voortreffelijke reeks Privé-domein (no. 44), met de deur in huis.
‘Ik heb’, schrijft ze, ‘grote mannen en zelfs genieën gekend: Joyce, Malraux, Saint-John Perse, Einstein, Henry Miller, Picasso, Chagall, Majakovski, Rainer Maria Rilke, Henry de Montherlant, Cocteau, Dali, Jung, Antonin Artaud, Lehmbruck, Brancusi… De overheersende karaktertrekken van de meesten waren een kil fanatisme en geslotenheid.’
Pats!
Vanaf die eerste woorden is ze bijna voortdurend in de aanval. Eerst krijgt de Franse componist Erik Satie een veeg uit de pan: deze ‘ toch zo arme, zachtmoedige en ironische man, was ontoegankelijk voor enige menselijke warmte.’
Pats!
Een van de grootste schrijvers, zo niet dé grootste schrijver van de twintigste eeuw, James Joyce (Ulysses), wordt met een voor een hoogbejaarde vrouw – Claire Goll overleed op 20 mei 1977 in Parijs op zesentachtigjarige leeftijd – ongekende verbetenheid de grond ingetrapt:
Van de grote mannen was er geen zo geblokkeerd als James Joyce. Een wortelkwal? Een kruising van ’n oester en een kreeft? Ik heb te veel eerbied voor dieren, zelfs voor kwallen of schelpdieren, om ze te vergelijken met Joyce, die geprepareerde mummie, dat stuk schors zonder sap of warmte, die uitgedroogde peer. Hij mag dan een van de meest geslaagde literatoren zijn, in menselijk opzicht is hij het treurigste misbaksel van de schepping. Ik heb hem verfoeid, zonder hem overigens zo te verafschuwen als mijn moeder; ik háát haar, ook al is zij op gruwelijke wijze aan haar eind gekomen in een concentratiekamp.
Pats! Pats!
Zich soms verslikkend in haar woede schopt Goll in het ruim driehonderd bladzijden tellende boek tal van gevestigde reputaties in het kruis, niet alleen door haar onverbloemde mening te geven, maar ook door zich vele indiscreties te veroorloven. Veel van de mannen die zij heeft gekend, waren ook haar minnaar, ‘maar pas toen ik zesenzeventig was, heb ik mijn eerste orgasme gehad. Ondanks mijn avonturen en verhoudingen heb ik zo oud moeten worden om van een jongen te leren dat een vrouw de liefde ook in een andere positie dan die van het onderworpen dier, onder het mannetje, kon bedrijven. Ik beklaag me er niet over. Al schrijf ik dit aan het eind van het Jaar van de Vrouw, dat ook het Heilig Jaar is, en in weerwil van de vrouwenbevrijdingsbeweging houd ik staande dat de vrouw een inferieur wezen is dat nooit de gelijke van de man zal zijn.’
Zijn het veelal mannen die er van langs krijgen in Alles is ijdelheid, van vrouwen moet Claire Goll ook niets hebben. Wanneer zij over haar seksegenoten spreekt, leren wij een ouderwetse, bekrompen, kleingeestige vrouw kennen. In hoofdstuk X geeft ze een fraai staaltje van generaliseren weg als ze zegt: ‘Ik verafschuw vrouwen. Ze zijn oppervlakkig en amateuristisch. Gedresseerde, gepommadeerde, opgedirkte circushondjes. Zelfs onder de grootsten is er geen die ontkomt aan de bekrompenheid vrouwen eigen.’
Wie pist er staande? Wie dekt zijn minnares en drukt haar plat met zijn lijf? Wie is er in de liefde actief? Kun je je voorstellen dat God een vrouw is? De vrouw is niets, niets meer dan een hoop eierstokken en eileiders en ik zonder mezelf niet uit. Ondanks mijn succesjes ben ik niets en voel ik me niets. Nooit heb ik het gevoel gehad met Goll te kunnen wedijveren. Ik voelde me altijd een treetje lager staan.
En zo orakelt Claire Goll bladzijden lang door. Vrouwen hebben geen groot denkvermogen, maar wel charme, aldus de schrijfster van vijfenveertig boeken, waaronder romans, verhalen, gedichten, brieven en biografieën. Alleen al haar Alles is ijdelheid bewijst toch dat zij behalve over charme wel degelijk over denkvermogen kon beschikken? Of bedoelt ze, als ze zegt: de vrouw is niets en ik dus ook niet, eigenlijk: maar ik wel? Inmers: alles is ijdelheid.
Ondanks de versleten ideeën over de man-vrouw-relatie die door Goll worden geventileerd, soms zelfs nogal breedvoerig, is het lezen van Alles is ijdelheid een bijzonder aangename tijdpassering, want hier is wel een vrouw van de wereld aan het woord. Als schrijfster was Claire Goll, al zal ze dat zelf in alle toonaarden ontkend hebben, het voorbeeld van de geëmancipeerde vrouw. Zij verkeerde op voet van gelijkheid met de grote namen van nagenoeg alle kunstenaarsmilieus ter wereld.
De conservatieve manier waarop zij over sexualiteit dacht, kan niet worden los gezien van de tijd waarin zij leefde. Pas toen zij zesenzeventig was, kwam zij erachter wat klaarkomen was: dan ben je te oud om tegenover jezelf te bekennen dat je veel gemist hebt in je leven, dan schrijf je: ‘Ik beklaag me niet’, maar je bedoelt: ‘Ik beklaag me wel.’ Nu weet elke vrouw wat zij van seks kan verwachten, Claire Goll schrijft: Het is niet gering op zesenzeventigjarige leeftijd voor het eerst een orgasme te beleven. Tot die tijd had ik de romantische liefde gekend, het samensmelten van twee zielen, van twee geesten.’ En: ‘Altijd had ik gedacht dat mijn ervaringen in overeenstemming waren met de wetten van de natuur, dat onbevredigdheid het lot van de vrouwen was.’
‘[Yvan] Goll nam het (in discussies met Carl Gustav Jung, aanvankelijk leerling, later tegenstander van Freud) dikwijls voor Freud op, het standpunt verdedigend dat de seksualiteit de sleutel vormt tot het menselijk gedrag,’ aldus Claire Goll. Als dat standpunt juist is, ligt het voor de hand de verbittering die de schrijfster in haar laatste levensjaren verteerde te verklaren uit het feit dat zij in seksueel opzicht altijd tekort gekomen is. Daar ligt de sleutel tot de agressieve haat die zij jegens de mensheid koesterde (‘De mens is niet goed’), maar ook haar weinig gelukkige jeugd heeft haar getekend. Haar vader mishandelde haar met een rijzweep zó, dat zij er haar leven lang kwalen aan over hield en haar moeder ‘werd door twee dingen geobsedeerd: tucht en opvoeding’.
Ik moest zo snel mogelijk (van school) terugkeren naar mijn kwelgeest die me met haar dreigementen tot op het toilet achtervolgde: ‘Ik zal je afranselen met brandnetels, ik ruk je de oren van je hoofd, ik zal je aan je haren ophangen, ik stop je in het donkere hok.
Zo vat Claire Goll haar jeugdjaren samen:
Als God net zo’n moeder als ik had gehad, zou hij nooit zijn tweede gebod hebben uitgevaardigd: “Eert Uw vader en Uw moeder opdat gij lang zult leven.” Net als ik zou hij haar tot razernij hebben gebracht en tegelijkertijd gefascineerd zijn gebleven door het genadeloze sadisme dat schuilging in een schitterend mooi omhulsel. Tot de dag van mijn huwelijk heb ik haar kwellingen en tirannie verdragen. Zachtmoedig ben ik er niet door geworden.
Dat laatste moet na de lectuur van Alles is ijdelheid volmondig worden beaamd. Boosaardig, rancuneus, wraakzuchtig, schokkend – alles was Claire Goll behalve zachtmoedig. Zij schreef een boosaardig, rancuneus, wraakzuchtig, schokkend, allesbehalve zachtmoedig boek. Een heel goed boek, dus.
Frank van Dijl
Claire Goll – Alles is ijdelheid. Privé-domein na. 44. De Arbeiderspers.
Deze recensie komt uit Het Vrije Volk van 15 juli 1978.
Claire Goll (1890-1977).
De aanvankelijk gewekte suggestie dat het hier zou gaan om een nieuwe uitgave alsmede een “nieuwe” recensie, wordt pas onder aan de recensie (juli 1978) ontkracht: heel onduidelijk, tot dusverre zeer gewaardeerde Tzum-redactie! In de tussentijd is bovendien de akelige affaire aan het licht gekomen, waarbij Claire Goll Paul Celan van plagiaat betichtte: een artikel over dit dagboek zonder op z’n minst een vermelding van deze affaire is Tzum-onwaardig.
Hierbij het dringende verzoek tot een behoorlijke datering boven aan de recensie en een aanvullend tekstje over de Goll-affaire.
Janneke van der Meulen, 16 juli 2022