Recensie: Daan Remmerts de Vries – De olifant in de appelboom en Pieter Gaudesaboos – Een zee van liefde
Tintelende tenen
Een ontmoeting tussen twee ongelijksoortige dieren vormt het begin van zowel De olifant in de appelboom van Daan Remmerts de Vries als van Een zee van liefde van Pieter Gaudesaboos. In het eerste boek gaat het om een olifant en een merel en in het tweede, waarvoor Gaudesaboos de nieuwe Vlaamse literatuurprijs voor kinder- en jeugdliteratuur de Boon kreeg, een beer en een pinguïn.
In het boek van Remmerts de Vries, meervoudig Gouden Griffelwinnaar en de laatste winnaar van de Theo Thijssen-prijs, ontspint zich een gesprek tussen de merel en de olifant die beide in een boom zitten dat al snel leidt tot nieuwe dromen: samen een nest bouwen en leren vliegen. Niets staat hun fantasie in de weg. Verschillen lijken geen rol te spelen.
Op de tekeningen, die ook van de hand van Remmerts de Vries zijn, is de boom zo gestileerd dat hij een venster lijkt. Zo lang het niet over de boom gaat, lijkt alles goed te gaan. De kijker ziet echter al eerder dat het niet goed gaat tussen de merel en de olifant. Ze praten wel over hun dromen en wensen, maar dat doen ze niet echt met elkaar, zelfs niet altijd tegen elkaar. Aan de zitposities en de richtingen van hun blikken is te zien dat de dieren geen twee-eenheid vormen. Ze hebben ieder hun eigen blik op de wereld. Als de olifant uit de boom valt, valt ook wat er nog over is van de droom van een gezamenlijke toekomst in duigen. Het verschil tussen de solist en het kuddedier wordt niet overbrugd. Was hun aanvankelijke enthousiasme voor elkaar slechts oppervlakkig of hebben ze te vroeg afscheid van elkaar genomen?
De beer in Een zee van liefde, geschreven en getekend door Gaudesaboos, moet eerst weinig hebben van de pinguïn als die hem zijn liefde komt verklaren. Hij weet niet wat liefde is en vindt de zeevogel sowieso te anders. Die heeft er een lange zeereis, met zijn geheim, in zijn roeibootje op zitten, en wordt toch uitgenodigd om te blijven logeren. De beer woont namelijk in een vuurtoren aan een verre kust, wat al een voorbode voor romantiek lijkt. Dat Beer zijn verlangen volgt en naar een vuurtoren roeit, doet de volwassen (voor)lezer misschien denken aan To the lighthouse van Virginia Woolf.
‘Uitgepuurd,’ zo noemde de Boon-jury de stijl van Gaudesaboos in Een zee van liefde bij de toekenning van de Boon, een nieuwe literaire prijs die is gedoteerd met 50.000 euro. Toch is er geen sprake van schrale taal of korte zinnen. Een van de eerste zinnen in dit prentenboek luidt:
Toen hij zijn bootje eindelijk aanmeerde,
wilde hij het liefst meteen terug naar huis.
Dat zijn meer woorden dan een gemiddelde zin van de winnende boeken van de Jonge Jury telt. Ik zie het uitgepuurde eerder in Gaudesaboos’ gestileerde tekeningen vol monochrome kleurvlakken dan in zijn taal. Veel van wat de liefde spannend, leuk en onverwacht maakt, weet hij in woorden te vatten. De gezichtsuitdrukkingen van de dieren zijn beperkt en minder antropomorf dan in veel andere prentenboeken.
Pinguïn is zo vol van liefde voor de beer dat hij zijn geheim niet lang kan bewaren. ‘Ik ben verliefd op jou,’ zegt hij al voor de voordeur.
Liefde voel je vanbinnen, als een storm die door je lijf raast. Je buik lijkt wel zeeziek en je tenen gaan ervan tintelen.
De gestileerde tekeningen doen niets af aan de zeggingskracht van het prachtige beeldverhaal dat Een zee van liefde ook is. Integendeel, door de rust van de eenkleurige vlakken lenen de tekeningen zich prima voor series zonder tekst waardoor ze binnen het boek soms een bijna losstaand, woordeloos beeldverhaal vormen, dat laat zien wat Beer en Pinguïn allemaal samen ondernemen en hoe ze van elkaars gezelschap genieten. Ze bevatten bovendien bijzondere details die het verhaal versterken. Het leuke van die reeksen illustraties is dat het deels om foto’s gaat die Beer en Pinguïn zelf hebben genomen met een selfiestick. We zien dat zij zich ook van hun plezier bewust zijn en dat vastleggen. De dieren illustreren hun eigen verhaal. De foto’s komen op andere tekeningen weer terug. Dromen en herinneringen lopen op die manier in elkaar over. Dat de beer in een diep gat valt als de pinguïn weer naar huis roeit, komt dan ook niet als een verrassing. Het stralende blauw van de zomer en de zee verandert in eindeloos grijs. Zo ontdekt het grote zoogdier op zijn eigen manier wat liefde is en wordt hij tot handelen gedwongen. In deze ontdekking spelen ook de woordloze illustraties een rol.
Beer en pinguïn zijn, net als de merel en de olifant in het boek van Remmerts de Vries, allebei hij. Aan die overeenkomst in geslacht wordt geen enkele aandacht besteed in beide boeken. Gaudesaboos’ dieren weten hun verschillen te overbruggen, die van Remmerts de Vries niet. Wat minstens zo interessant is als de inhoud van de boeken is dat wat weggelaten is. Hoe komt de olifant eigenlijk in de boom? (De volwassen lezer zal misschien denken aan Het wezen van de olifant van Toon Tellegen over een olifant met een onstuitbare drang in bomen te klimmen.) Waar en wanneer hebben Pinguïn en Beer elkaar eerder ontmoet? Wat vindt de pinguïn eigenlijk zo leuk en zo lief aan de beer? Beide prentenboeken lenen zich voor eindeloos voorlezen, herlezen, de tekeningen opnieuw bekijken en goede gesprekken over vriendschap en liefde.
Marie-José Klaver
Daan Remmerts de Vries – De olifant in de appelboom. Hoogland & Van Klaveren, Hoorn. 32 blz. € 14,95.
Pieter Gaudesaboos – Een zee van liefde. Illustraties van Sanne te Loo. Lannoo, Tielt. 80 blz. € 19,99.