Recensie: Robert Jan Heyning – Angtspiloot
Alles waar je voor vlucht heeft een langere adem dan jij
Zijn hele hebben en houden achterlatend, maar met een rugzak vol herinneringen en angsten, is Lodewijk vol goede moed onderweg. De belastingdienst heeft hem volledig kaalgeplukt. Het geld dat hij nog achter de hand had, heeft hij her en der in zijn krakkemikkige motor met zijspan gepropt – een op de rommelmarkt gevonden bakje dat in een eerder leven dienst heeft gedaan op een Hongaarse kermisattractie. Tussen zijn schamele bezittingen zit ook een andere schat; een nogal merkwaardig schilderij van zijn overleden, blinde opa. Een mooi opgevoerde metafoor voor heilig geloven in datgene wat je niet ziet.
Zo gaat de tragikomische roman Angtspiloot van start, anderhalf jaar na Heynings meesterlijke debuut Harlekijn. Ook deze keer heeft de auteur weer gekozen voor Italië als setting, heeft zijn protagonist zijn kostje bij elkaar gescharreld met de verkoop van bij het grofvuil gevonden spullen – ‘uit-de-mode en de-buren-hebben-duurder’ – en ligt zijn hart bij het maken van toneel en theater. Tevens komen de maskers terug uit de zeventiende-eeuwse commedia dell’arte.
Zijn oude vriend Luigi – niet bijster onder de indruk van Lodewijks teloorgang – zei hem dat niets meer hebben is ‘als een opgelegde kans kelder en vliering op te ruimen en de ramen te zemen’. Het zou een mooie gelegenheid zijn om naar Italië te komen om daar een aan zijn lot overgelaten ‘patatseria’ te heropenen. Lodewijk aarzelt niet, pakt zijn spullen bijeen en grijpt zijn kans. Een bijkomend voordeel is dat hij zijn oude hobby deltavliegen weer op kan pakken; ‘de mooiste illusie van vrijheid’.
Wat hij ook mee op reis neemt, zijn angsten en herinneringen. Lodewijk heeft in zijn jeugd een aantal nare dingen meegemaakt die hem tot de dag van vandaag parten blijven spelen. Zo heeft hij een nagelfobie die hem noopt om te allen tijde zijn sokken aan te houden – ja, ook tijdens de seks – en hem zelfs een bepaalde periode heeft gedwongen om handschoenen te dragen, uit angst dat ‘de dekseltjes’ zouden verschuiven en ‘de drek’ via zijn nagelbedden naar buiten zou stromen. Om zijn hyperventilatie- en zweetaanvallen te beteugelen, doet hij regelmatig ‘zijn oefeningen’, maar zijn darmen leiden een geheel ongecontroleerd eigen leven.
Angst blijft zich hardnekkig vastkrampen in zijn buik. Hij controleert zijn hielen en enkels op spetters, doet zijn oefeningen en loopt terug. […] Als je eenmaal vliegt, blijft de angst in linten wc-papier achter in de struiken.
Door middel van flashbacks wordt de lezer deelgenoot gemaakt van het ontstaan en de gevolgen van zijn angsten, zijn eerdere werkzaamheden, de hobbels in zijn liefdesleven en zijn grote voorliefde om zich onder te dompelen in de literatuur. In de huid van zijn personages kruipend, zich in verre oorden wanend, is hij de held of wordt hij juist verslagen. Literatuur draait voor hem steevast om ‘Liefde, in de ruimste zin van het woord; hoop, wanhoop, verlangen, haat, het past er allemaal in. Liefde is levensadem, ook van elke roman, ongeacht het verhaal.’
Liefde is ook een centraal thema in Angstpiloot. Lodewijks eerste liefde wist hem te verlossen van het dragen van zijn handschoenen en wanneer hij in Italië ongenadig wordt belazerd door een verdorven burgervader – die zich bijna letterlijk achter een masker heeft verscholen –, ontmoet hij de Vlaamse Kat. Ze krijgt er nog een harde dobber aan om Lodewijk in het gareel te krijgen. Hij op zijn beurt zal alle zeilen bij moeten zetten om zijn angsten te leren beheersen om Kat niet af te schrikken. Op zeker moment weet hij intuïtief een solovoorstelling op te voeren die zowaar louterend op zijn fobieën werkt. Het ontbreekt hem niet aan moed om het heft in eigen hand te nemen, wanneer hem onrecht wordt aangedaan.
Angstpiloot is een rijk gelaagde roman waarmee de auteur de verbeeldingskracht van de lezer prikkelt. De kracht zit hem in het compact beschrijven van anekdotes en het kostelijke taalgebruik. Heyning speelt met taal; hij improviseert en verhaspelt werkwoorden, bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden. Humoristische hyperbolen houden het verhaal licht, ondanks de serieuze angsten van Lodewijk. Scènes waarin hij naar een naaktstrand gaat en een duik neemt met alleen zijn sokken en sandalen aan, of wanneer hij onderweg in een mierenhoop belandt, zijn hilarisch.
Iets steekt hem dwars door de sluimering overeind. Hij probeert het vuur van zijn enkels en kuiten te krabben. Rode mieren. Hij zit net naast hun pad. Het is een centimeter of twintig breed, met vluchtstroken links en rechts. Verderop ziet hij hun torenstad, een alienachtig bouwsel met een stompe punt. Het is ruim anderhalve meter hoog met misschien wel zeshonderd verdiepingen, nog afgezien van wat er ondergronds is gebouwd aan kraam- en provisiezalen. Hij slaat de monsters van zich af, want dat zijn het: monsters, met grijptangen en weerhaken uit bestekelde gifzakken. Ze grommen en smakken, maar dat kun je alleen horen als je ze onder een vergrootglas legt.
Met veel visuele en abstracte verbeeldingskracht, en subtiele, soms vileine humor beschrijft Heyning een cruciale episode uit het leven van zijn personage. Lodewijk gaat niet alleen gebukt onder reële, maar ook onder irreële angsten. Hij is sociaal niet de handigste, maar wel een ontwapenende en aandoenlijke man. Angstpiloot is een tragikomisch verhaal en het is onmogelijk om de fobische Lodewijk níet in je hart te sluiten.
Marjon Nooij
Robert Jan Heyning – Angstpiloot. Oevers, Zaandam. 244 blz. € 21.