Recensie: The school of life – Wat je op school niet hebt geleerd
Wat je op school juist ook leert!
Een aantrekkelijke titel: Wat je op school niet hebt geleerd, van The school of life, een innovatieve club waarbij het ontwikkelen van emotionele intelligentie centraal staat. Iedereen heeft immers op school gezeten en velen zullen toch het idee hebben dat daar niet alles langs is gekomen voor het echte leven. Vandaar ook de ondertitel: ‘Essentiële lessen die nodig zijn om écht te leven’. Maar ‘om écht te leven’ klinkt wel heel groots, want wat doe je dan als je dit boek niet hebt gelezen? Kun je dan niet écht leven?
Als docent leek het boek me meer dan de moeite waard. Wat mis ik, wat doe ik niet goed, wat zou ik tijdens mijn lessen écht moeten vertellen of aanleren? Het leest makkelijk en er staan voldoende prikkelende gedachtes is. Zoals dat we ook nog niet weten hoe het onderwijs er wel uit zou moeten doen en dat ‘onze zoektocht naar wat écht werkt nog in de kinderschoenen staat.’
De auteurs (ik ga ervan uit dat het er meer dan één is, hoewel er geen namen genoemd worden) zijn van mening dat grote vraagstukken op het gebied van relaties aangaan (liefde) en een passende baan vinden (werk) op school niet aan de orde komen. Ze vinden ook nog eens dat het ‘verrassend leerbare onderwerpen’ zijn. Maar kun je dat echt leren? Zijn het niet gebieden waar je door ervaring je weg in vindt? Is dat iets voor in het klaslokaal? Volgens mij gebeurt dat vooral na schooltijd, wanneer je vakken aan het vullen bent en je continu afgeleid wordt door dat leuke meisje of die charmante jongen. En hoe pak je dan het eerste gesprek aan? Heb je daar een docent bij nodig om uitleg te geven? En dan uitleg waarin?
Het boek snijdt zoals gezegd interessante onderwerpen aan die zeker van belang zijn voor het leven. Zoals dat je je stemmingen in de hand moet leren houden, dat je soms iets egoïstischer mag zijn als je het gevoel hebt altijd alles voor anderen te doen, dat er na een plan A ook een plan B, C en D is en je je dus niet blind hoeft te staren op een eerste keuze.
Maar de suggestie dat het ‘in een georganiseerde samenleving beter zou zijn als jongvolwassenen les krijgen in de kunst van de liefdessollicitaite en daarna minstens zo streng geëxamineerd worden als voor hun rijbewijs’, lijkt me niet verstandig. Juist op het vlak van relaties moet ieder zijn eigen tempo bepalen, moet je zelf uitzoeken wat werkt en wat niet werkt. Daar is niet één formule voor. Een partner is geen auto (in een uitzonderlijk geval misschien, maar dan volstaat een rijbewijs).
Ergens in het boek wordt gesteld dat leerlingen niet gevraagd wordt of ze de oppervlakte van een driehoek willen leren berekenen, maar dat ze het wel moeten doen. Is er door de jaren heen niet een aardig pakket aan kennis en vaardigheden samengesteld die vrij universeel zijn? Natuurlijk moet daar constant aan geschaafd worden, moet de didactiek tegen het licht gehouden worden, moet er nagedacht worden over of het bijvoorbeeld beter is om grammaticaregels te leren of je juist op spreekvaardigheid te richten. Maar waar het in dit boek over gaat, dat leer je ook op school, alleen niet als vak. In de gangen, in de pauzes, tijdens schoolreizen, in de lamlendig lange vakanties.
Tijdens de lockdowns misten leerlingen school. Niet zozeer de lessen, maar wel de mensen, de klasgenoten, de sociale interactie met de docenten. En dat is ook een zeer grote functie van het onderwijs, alleen hoeven nu juist daar eens geen lesplannen of toetsen aan gekoppeld te worden. Alsjeblieft niet.
En een schoolvak psychologie, mindfulness of yoga? Om meer gym en creatieve vakken. Dat zou geen gek idee zijn. Facultatief of verplicht? Dat is iets om met de leerlingen over te praten. Dan leren ze daar ook weer wat van.
The school of life – Wat je op school niet hebt geleed. Nijgh & Van Ditmar. 160 blz. €21,50.