Essay: De derde brief in Op weg naar het einde van Gerard Kornelis van het Reve (1)
Dit is het eerste deel van een essay naar aanleiding van ‘Brief Uit Camden Town’ in Op weg naar het einde.
1.
Er is iets met de datering van de brieven in Op weg naar het einde. Zoals bij ‘Brief Uit Camden Town’, die is gedateerd op ‘maandagmorgen 10 december 1962’. Na tienenhalve bladzijde een witregel, de volgende tien bladzijden vangen aan met de vermelding: ‘Maandagmiddag’. Dat wekt de suggestie dat Reve de gehele tekst op die tiende december heeft geschreven, maar op 4 februari 1963 laat hij aan Ludo Pieters weten:
Mijn voorgenomen ‘Brief Uit Twee Steden’ wordt, wegens tijdnood, een ‘Brief Uit Amsterdam’ en een ‘Brief Uit Londen’, respectievelijk te verschijnen in het januari- en februarinummer van Tirade. De ‘Brief Uit Amsterdam’ is ingeleverd.
Een mededeling van dezelfde strekking had hij een dag eerder gedaan in een brief aan Josine Meyer. ‘Intussen moet ik alweer aan de “Brief Uit Londen” beginnen, maar daar heb ik nog een dag of tien voor’, schreef hij haar. (In ‘Brief Uit Schrijversland (Modern Toerisme)’ zegt hij dat hij ‘over een brief alle herzieningen en bewerkingen meegerekend, een week of twee, drie’ doet.)
In de volgende aan Meyer gerichte brief, van 28 februari 1963, is voor het eerst sprake een ‘Brief Uit Camden Town’, ‘die in proef is voor het februari-nummer’. Nop Maas houdt het erop dat Reve eraan was begonnen op 1 februari. Aan Meyer laat Reve weten dat hij
halverwege een ‘Brief Uit Gosfield’ [is], die overmorgen klaar moet, waarna ik 10 maart een ‘Brief Uit Alicante’ moet schrijven, zonder er geweest te zijn, maar je moet maar eens afwachten hoe goed me dat zal lukken.
Noch in Op weg naar het einde, noch in Nader tot U komt een ‘Brief Uit Alicante’ voor. Evenmin werd een dergelijk schrijven gepubliceerd in Tirade. Wel is er een ‘Brief Uit Schrijversland (Modern Toerisme)’, volgens de aanhef geschreven in Rotterdam, aan boord van het m.s. Lethe, een fictieve naam voor het schip dat toebehoort aan de rederij van Ludo Pieters, en vanuit Rotterdam zal opstomen naar Lissabon, dat hemelsbreed zo’n negenhonderd kilometer ten westen van Alicante ligt. Deze brief, de vijfde in Op weg naar het einde, is gedateerd 9 mei 1963 en werd gepubliceerd in het zomernummer 1963 van Tirade, dat begin augustus in de pers werd opgemerkt. ‘Brief In Een Fles Gevonden’ werd op Spaanse bodem geschreven en afgedrukt in het herfstnummer van Tirade, maar Algeciras is nog steeds geen Alicante. De aanhef van deze brief luidt:
Kamer 21, Hotel Madrid, Algeciras, prov. Cádiz, Woensdag 24 juli 1963. Gerard Kornelis van het Reve aan de lezers van Tirade. Op de wijze van ‘Een Duif Van Verre Terebinten’. Voor de orkestmeester. Een kunstig lied.
De brieven uit Camden Town en Gosfield werden, anders dan aan Ludo Pieters meegedeeld, achtereenvolgens gepubliceerd in het februari- en het maartnummer van Tirade, die, zoals gebruikelijk, met vertraging verschenen.
In ‘Camden Town’ vertelt Reve hoe hij, ontwakend uit een ondiepe slaap, een Stem meent te horen die hem drie aanbevelingen doet, waarvan de tweede is dat hij zich naar ‘de velden van Alicante’ moet begeven. Hij moet zich daar vestigen in de omgeving van de vervallen kerk van Santa Maria della Vittoria om aldaar ‘Verdere Orders’ af te wachten.
Wat betreft het ten uitvoer brengen van deze aanbeveling heeft ‘de Stem gemakkelijk lullen’, zegt Reve:
Santa Maria della Vittoria lijkt mij helemaal geen Spaans (als het al een reële taalkonstruksie is), hoogstens Italiaans, terwijl het naar een kerk van die naam in ‘de velden van Alicante’ mooi zoeken zal zijn – veeleer lijkt mij de naam te passen bij een op mysterieuze wijze (in een familieblad bij de kapper na vijftig jaar herdacht), met 187 Zeejongens aan boord, spoorloos ondergegaan opleidingsschip, waarvan na het met hoempamuziek uitzeilen, op 18 april 1912, uit Madras, nimmer meer iets gehoord, noch een splinter wrakhout gevonden is.
Zo gaat de ene rêverie naadloos in de andere over, maar van een daadwerkelijk verblijf in Alicante is het nooit gekomen, laat staan tot een van daaruit aan de lezers van Tirade gerichte brief. Alle brieven die Reve in 1963 gedurende zijn verblijf in Spanje aan Wimie, Josine Meyer en Geert van Oorschot schrijft, zijn verzonden vanuit de provincies Málaga en Cádiz. (Hier zij nog opgemerkt dat de ‘taalkonstruksie’ Santa Maria della Vittoria in de online weergave van ‘Brief Uit Camden Town’, zowel op de site van Van Oorschot als op die van DBNL, prijkt met de spelfout ‘delta’ in plaats van ‘della’.)
2.
Als Reve op maandagochtend 10 december 1962 aan zijn ‘Brief Uit Camden Town’ begint, is hij, schrijft hij, ‘pas goed anderhalf etmaal’ in Londen,
maar in die korte spanne tijds heb ik reeds een grote party bijgewoond, allerlei dieren in de zoölogiese tuin bekeken, en in totaal een avond, een hele middag en vervolgens nog weer een avond, in Wimie zijn nabijheid doorgebracht, kortom, ik zou van ‘te veel om op te noemen’ kunnen spreken, tenminste als ik het mezelf gemakkelijk wenste te maken;
Na de puntkomma rolt Reve de zin nog zo’n twaalf regels verder uit, om te eindigen met de opmerking dat ‘Geld misschien wel de enige eerlijke en fatsoenlijke overweging is’. Het is, zoals we weten, niet de eerste en ook niet de laatste keer dat de schrijver zich overgeeft aan financiële dagdromen. In de jaren vijftig en zestig leefde Reve in armoedige omstandigheden, zowel in zijn Engelse jaren als toen hij zich weer in Amsterdam had gevestigd.
Het verhaal ‘Geld verdienen’, voor het eerst gepubliceerd in Tirade in 1959, daarna opgenomen in Tien Vrolijke Verhalen (1961), begint met de in deze context veelbetekenende zin: ‘Het geld begon snel te verminderen, en ik zag de dag naderbij komen waarop ik mijn laatste paar shillingen zou moeten uitgeven.’
Ook in de correspondentie met zijn uitgever stelt Reve zijn financiële beslommeringen vaak aan de orde, al heeft hij soms een lichtpuntje te melden. Op 9 december 1962, de dag na aankomst in Londen, vertelt hij Van Oorschot over een artikel dat hij schreef voor ‘het RK kwartaalblad Ruimte’, een verhaal ‘van slechts de omvang van ± 3¼ Tirade-pagina, over het onderwerp Is God Dood?’ waarvoor hij, ‘tot mijn stomme verbazing, 70 (zeventig) gulden honorarium’ heeft gekregen.
Kom ik nog even terug op ‘Brief Uit Schrijversland (Modern Toerisme)’. Gerard Reve schrijft die als hij in mei 1963 met brommer en al per schip onderweg is naar Portugal en Spanje, waar hij, zoals eerder aangehaald, gaat proberen zich ‘te vestigen in een land, waar mijn schrijversinkomen het drievoudige waard is van wat ik er hier [in Nederland] mee kan doen’. In die reisbrief refereert hij uitvoerig aan het Schrijversprotest van eind 1962, begin 1963.
Niet iedereen was ervan onder de indruk dat schrijvers de Boekenweek boycotten, weigerden lezingen te houden, opdrachten aan te nemen of mee te doen aan literaire markten. Op 3 maart 1963 was Gerards broer Karel over het Schrijversprotest aan het woord geweest op de radio, duidelijk met uitspraken die Gerard tegen de haren in streken. Nog diezelfde middag verbrak hij ‘elke relatie’ met zijn broer, hij stuurt een afschrift naar Van Oorschot, hun beider uitgever:
Ik heb geen zin in omgang met iemand, die mij de armzalige paar gulden staatssubsidie, die het mij mogelijk maken, voor mijn tijdschrift te schrijven, nog betwist wil zien.
Hij ondertekent met: ‘Je met 1 cent per woord gesubsidieerde, misschien het volgend jaar met 2¼ cent per woord gesubsidieerde broer, Gerard K van het Reve’.
De in een uitzending van de AVRO geventileerde opvatting van Karel van het Reve kan voor zijn jongere broer overigens geen verrassing zijn geweest, want al op 19 december 1962 had Hollands Weekblad een aanval van Karel op de actievoerende schrijvers gepubliceerd onder de titel ‘Het verweesde boekenbal’. ‘Opvallend was […] de mogelijk ironisch bedoelde, maar bij anderen denigrerend overkomende toon die hij tegen zijn broer Gerard aansloeg, die zich collegiaal inzette voor deze actie,’ noteert Ger Verrips in zijn biografie van Karel van het Reve.
Ik wil daarbij aantekenen dat ik het begrip ‘denigrerend’ in dit verband een eufemisme vind. Misschien zou je moeten spreken van karaktermoord. Want wat schrijft Karel?
Gesteld die commissie komt bij Gerard Kornelis van het Reve, een bekend auteur. Gerardje vertelt aan Victor E.a., dat hij met het vervaardigen van literatuur 2000 gulden ’s jaars verdient en met schnabbels 5000. Goed, zegt de commissie, wij geven jou namens Cals 5000 per jaar, zodat jij niet meer hoeft te schnabbelen. Gerardje neemt dat geld aan – ik heb hem niet kunnen vragen of hij dat zou doen en wat hij verdient, want hij is buitenslands – maar na een jaar wil hij een televisietoestel kopen. Om daar het geld voor bijeen te krijgen – die 7000 zijn niet toereikend – gaat hij schnabbels doen: hij laat zich met Gomperts voor de t.v. zien, verslaat voor de radio een kermis of iets dergelijks. Wat moet de overheid nu doen? Die 5000 subsidie hebben hun nut verloren, want Gerardje schnabbelt toch. Hij wijdt zijn tijd niet meer uitsluitend aan de Kunst. Maar daar was alles om begonnen!
Gerardje!
In 1963 zou Gerard Kornelis van het Reve zijn veertigste verjaardag vieren, Karel was tweeënhalf jaar ouder. Speelde bij het aannemen van die onmiskenbaar infame toon een rol dat, zoals Verrips opmerkt, zowel vader als oudste broer Van het Reve ‘met zijn literaire ambities’ in 1947 volledig waren ‘verrast door het verschijnen en de enthousiaste publieke ontvangst van De avonden’?
Frank van Dijl
Dit is het eerste deel van het derde verhaal van een serie over de brieven in Op weg naar het einde en Nader tot U. Op zaterdag 8 oktober op Tzum het tweede deel.
Foto boven: Nationaal Archief – F.N. Broers/Anefo.
Deze essays worden, voorzien van voetnoten en personenregister, in gelimiteerde oplage in boekvorm uitgegeven naar ontwerp van Huug Schipper van Studio Tint. Reeds verschenen: ‘Ik zou erg graag iets goeds schrijven’. Over ‘Brief Uit Edinburgh’ en ‘Brief Uit Amsterdam’ en ‘Niets onmenselijks acht ik mij vreemd’. Over ‘Brief uit Camden Town’ en ‘Brief uit Gosfield’, ‘Ik leef voor anderen, dat is beslist een feit’. Over ‘Brief Uit Schrijversland (Modern Toerisme)’ en ‘Brief In Een Fles Gevonden’. De deeltjes kosten € 17,50 per stuk en zijn te bestellen Uitgeverij Fragment.