Recensie: José Eduardo Agualusa – Regentijd
Opgewekte regenwijsjes op het puntje van een snavel in as
Regentijd van José Eduardo Agualusa laat zich als roman niet eenvoudig veroveren. Het werk is al in 1996 geschreven, maar pas nu in het Nederlands vertaald. Dat het enigszins weerbarstig is, komt niet alleen door de grote hoeveelheid ingewikkelde, vaak (drie)dubbele namen van de personages, die daarnaast ook nog eens regelmatig een alias hebben, maar ook door de ingewikkelde politieke situatie waarin deze personages zich bevinden. Uiteindelijk zijn het de stijl en de bijzondere vorm waarin de roman is gegoten, die overtuigen.
Als op 11 november 1975 de Portugese kolonie Angola na een bloederige strijd onafhankelijk wordt verklaard, grijpt een van de drie bevrijdingsbewegingen, de MPLA, die door Cuba en de Sovjet-Unie wordt gesteund, de macht. Al spoedig ontstaat een machtsstrijd tussen de MPLA en de andere twee bewegingen, die door het Westen en China worden gesteund. De dichteres Lídia do Carmo Ferreira is mede-oprichtster van de MPLA, maar verzet zich uiteindelijk tegen de koers die de beweging inzet. Anderhalf jaar later belandt ze met een divers gezelschap van extreemrechts tot extreemlinks in de gevangenis, als de regering alle interne en externe tegenstanders arresteert. Tienduizenden gevangenen worden gruwelijk gemarteld en vermoord. De dichteres en een jonge, radicale journalist overleven beiden de massamoord.
Al gauw wordt duidelijk dat de politieke situatie zo ingewikkeld is dat zelfs voor de verschillende strijders lang niet altijd duidelijk is wie ze moeten vertrouwen. Het komt dan ook regelmatig voor dat een personage om maar te overleven, ervoor kiest zijn verleden achter zich te laten en een nieuwe identiteit aan te nemen. Dat vraagt van de lezer nogal wat concentratie. Het nawoord van Harrie Lemmens geeft wat meer inzicht in de achtergrond van de aanhoudende burgeroorlog.
Het verhaal wordt fragmentarisch verteld, soms aan de hand van delen van interviews of dialogen tussen verschillende personages. Aan de ene kant vraagt die opbouw nog meer concentratie en vooral oplettendheid van de lezer, maar aan de andere kant zorgt deze ook voor wat lucht en afwisseling. Door de dialogen krijg je de karakters van de personages bovendien nog beter mee door hun karakteristieke manier van spreken, zoals de oma van de verteller, die onverschrokken tegen een commando van de UNITA, dat door haar tuin sluipt, schreeuwt: ‘Weg daar jullie! Jullie vernielen mijn rozen!’ De aanvoerder biedt direct zijn excuses aan. Terwijl de oude kok van oma haar een leeuwin noemt, zegt ze tegen haar kleinzoon: ‘Ik ben als het savannegras, ik draag geen vrucht en geef geen schaduw. Dat is iets goeds in dit land. Niemand ziet ons.’
Uiteindelijk verovert Agualusa de lezer met zijn humor en poëzie. Hoe gruwelijk de situatie ook is, van mensen die levend uit vliegtuigen worden gegooid tot een Portugese kolonel die onschuldige dorpelingen levend tot aan hun nek begraaft en hen daarna met een tractor met eg onthoofdt, Regentijd zit tegelijkertijd vol subtiele observaties die je door de stijlfiguren, beeldspraak en bijzondere woordkeuze zelfs poëzie zou kunnen noemen. Zo beschrijft een van de personages een bos dat verslonden is door het vuur van napalmbommen, die door de woedende Portugezen zijn gebruikt:
Vlak bij Nova Caipemba, vertelde hij mij, troffen ze een klein bos aan dat volledig uit as bestond, en in dat bos een paar hutten, eveneens van as, en in de hutten slaapmatjes, vijzels en andere gebruiksvoorwerpen, allemaal van as. Op de takken van de bomen zaten honderden vogeltjes, ook die veranderd in as, met hun opgewekte regenwijsjes gekristalliseerd op het puntje van hun snavel. De bommen van de Portugezen hadden de loop van de tijd gestuit boven het bos, dat moment van benauwenis opgesloten in een stolp van as.
Ook de vertaler verdient enige lof, want het is geen kleinigheid om deze vorm en stijl in het Nederlands te vertalen. Op twee plekken doorbreekt hij voor mij een paar seconden het tijdsbeeld, namelijk op het moment dat hij een personage ‘shit’ en op een ander moment ‘kut’ laat uitroepen. Die kreten horen niet thuis tussen ‘jij, blinde batraaf’ en ‘Hierheen jij, stuk vreten’ uit de twintigste eeuw.
Maar zo’n prachtig en tegelijkertijd gruwelijk beeld van het bos gehuld in as vergeet je niet gauw en dat is Agualusa’s verdienste: voor even zet hij de tijd stil en vraagt aandacht voor al die onschuldige doden in deze onmenselijke burgeroorlog van Angola.
Dietske Geerlings
José Eduardo Agualusa – Regentijd. Vertaald door Harrie Lemmens. Koppernik, Amsterdam. 264 blz. € 24,50.
Mooi! En grappig hoe het geheugen werkt: als ik terugdenk aan mijn jaren zeventig, werd daar toch behoorlijk wat gekut en geshit hoor, als Wiegel weer eens iets vervelends zei of iets beviel je niet of je had de pest over iets in of je timmerde jezelf weer eens een blauwe nagel….