Janneke Siebelink: ‘Ik hunkerde op het pleaserige af naar mijn vaders goedkeuring’


Janneke Siebelink debuteerde begin dit jaar met haar boek Soms sneeuwt het in april. Over een jonge vrouw, opzoek naar wie haar vader was. Hoewel het boek er bijna niet geweest zou zijn, was er binnen enkele maanden een zesde druk. ‘Zo nu en dan moet iets moois wat opbloeit vroegtijdig sterven, voor het, eenmaal herboren, tot volle wasdom komt.’
Soms sneeuwt het in april speelt zich af tussen 1945 en 1985, zowel op Texel als in Amsterdam. Het verhaal springt heen en weer in korte hoofdstukken, getiteld met een plaatsnaam, een jaartal en de naam van een personage. Katharina (geboren in 1945) lijdt onder het oorlogstrauma van haar moeder, Helena. Katharina doet haar best iedereen in haar omgeving te redden en probeert als volwassen vrouw te ontdekken hoe ze zich moet verhouden tot haar vader.

1985
Sometimes it snows in April
Sometimes I feel so bad, so bad
Sometimes I wish that life was never ending
And all good things, they say, never last
(Prince, opgenomen op 21 april 1985)

2022
‘Sometimes it snows in April’ maakt deel uit van het album Parade. Het lied beklom pas de hitlijsten toen het afzonderlijk als single uitgebracht werd, nadat Prince gestorven was op 21 april 2016. Op de dag af eenendertig jaar nadat hij het nummer opgenomen had.
‘Deze song van Prince herbergt zo’n intens melancholiek gevoel,’ zegt Siebelink. ‘Het lied laveert tussen diepgeworteld verdriet en teleurstelling. Dat schrijnende, die intens bedroefde gewaarwording; het leven verloopt niet altijd zoals je hoopt. De melancholie van de muziek wilde ik door laten klinken in mijn boek. Tijdens het schrijven stond het nummer op repeat in mijn gedachten.’

De muiterij van de Georgiërs – een bataljon dat vocht in het Duitse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog – vond op Texel plaats in april 1945, Helena vertrekt in april naar Texel en haar geliefde Friederich komt om in april.
‘Het kon niet anders,’ zegt Siebelink, ‘het nummer van Prince moest de titel van mijn boek worden.
Iedereen haalt iets anders uit het verhaal. Volgens de één gaat Katharina dood, een ander leest dat ze terugkeert naar Peter, haar partner. Mijn verhaal is nu van de lezers. Iedereen leest het met een eigen verleden, vult met eigen gevoelens het weefsel tussen de woorden.
Ik wilde de lezer geruststellen; het is oké dat je het leven soms niet aankan. Dat betekent niet dat het niet goed kan komen. Tegelijkertijd wilde ik ook dat het slecht afliep met Kat. Niet iedereen kan dit leven aan, dat is gewoon zo, niet iedereen heeft de veerkracht. Een klein leven van Hanya Yanagihara greep me daarom aan; je kunt niet iedereen redden. Wat niet betekent dat iemand bewust niet gered wíl worden.’

April 1945, Friederich. Zijn zussen en ouders zullen net zo lang bij het pad zijn blijven staan totdat hij was opgelost in het landschap.

‘Zelf heb ik perioden gekend dat ik wilde oplossen in het grote niets. Ik geloofde niet dat ik de liefde verdiende, had het idee dat ik verantwoordelijk was voor het geluk van mijn ouders en voelde me verscheurd tussen hen in een soort loyaliteitsconflict.’

Amsterdam 1957, Katharina. Als vader en moeder ruziemaakten, wist ze niet wiens hand ze vast moest houden.

‘Ik ben het nakomertje van drie kinderen. Ik denk dat ik bewuster meekreeg hoe dingen later gingen tussen mijn ouders. Ze zijn nog steeds getrouwd, ieder huwelijk heeft zo zijn troubles.

Katharina probeert haar moeder, die zich amper met haar bemoeit, te redden. Wat ik niet vooraf zo bedacht had, het is al schrijvende ontstaan. Pas achteraf kan ik stellen dat ik Katharina, en mezelf ook, wil meegeven: je bent niet verantwoordelijk voor het geluk van je ouders en voor de keuzes die je ouders maken. Wat ik mijn eigen kinderen ook probeer duidelijk te maken.

Ik had nooit het idee: ik wil schrijver worden. Uit zelfbescherming, denk ik. Mijn vader was al zo bekend en gerenommeerd, wat zou mijn verhaal daar nog aan toevoegen?
Bovendien, mijn vader heeft een soort van trauma opgelopen door wat er met zijn vader is gebeurd en dergelijke. Daar schrijft hij ook over. Ik heb die ellende niet gekend, waar zou ík over moeten schrijven?’

Texel 1985, Peters vader: ‘Ieder kind heeft recht op een trauma. […] Juist als alles kapotgaat kun je opnieuw beginnen.’

2012
Siebelink schreef familiegeschiedenissen in opdracht. Zonder dat zij dat wist had iemand een van die verhalen naar de uitgever van haar vader gestuurd.
Siebelink: ‘Suzanne van De Bezige Bij belde: “Hey Janneke, ik zie dat jij ook schrijft. Wat interessant. Wil je een keer koffie komen drinken?”
Natuurlijk ben ik gegaan.
Ze zei: “Echt heel mooi, maar dit is non-fictie, een feitelijk familieverhaal. Haal daar eens een element uit als je wilt waar je je fantasie op loslaat en kijk of dat je bevalt.”
Ik zat thuis, de kinderen waren aan het spelen en ik ben gaan schrijven. Het werd een gruwelijk verhaal. Blijkbaar heb ik iets met de donkere kant van het leven, terwijl ik er zelf meestal licht en optimistisch in sta.’

Suzanne en de hoofdredacteur van Thomas Rap, een imprint van De Bezige Bij, zeiden tegen haar: ‘Je hebt een heel mooie stijl, daar willen we graag iets mee.’ Ze hadden een verhaal van een Duitse journalist op de plank liggen, dat gaven ze haar en vroegen: ‘Zou jij hier een roman van willen maken?’
‘Het contract lag al klaar,’ zegt ze. ‘Ik heb getekend en bij iedere twintigduizend woorden zouden we elkaar zien.’

Texel 1980, Katharina. Er werd geen woord aan Texel en de kleine grote oorlog besteed.

‘Dus deed ik research naar de Georgische opstand binnen het Duitse leger op Texel, nam contact op met Eleonore die mij haar levensverhaal vertelde en maakte een plan om beide aspecten samen te voegen tot een roman.

Nadat ik het eerste deel geschreven had zeiden ze bij de uitgeverij: “Kom, we gaan naar de feestzaal, we vinden het prachtig. We nemen onze hoed voor je af.”
Ik dacht van: wauw. Toen ik de deur uit liep belde ik mijn vader.’

Amsterdam 1957, Katharina. Voordat ze het wist, omhelsde ze hem. Hij duwde haar van zich af […]

‘Mijn vader reageerde argwanend: “Jeetje, dan ben je wel echt een wonderkind. Als ik mijn manuscript inlever krijg ik het vol rode pen terug.”
Hij heeft nooit meegelezen, ik wilde dit zonder hem doen.’

Even is het stil.
‘Oké, dit verhaal vertel ik liever niet,’ zegt Siebelink. ‘Op een gegeven moment had de uitgeverij iedere punt en komma geredigeerd, was de auteursfoto gemaakt en de cover ontworpen. Het had in de aanbiedingsbrochure gestaan en AKO en Bruna gingen het inkopen. Maar het was nog niet af, ik wilde meer, móest meer. Ik moest een laag dieper.’

Onbewust van wat het nu was wat ontbrak, kwam ze niet aan bij die laag. Ze opperde de uitgeverij om verder te praten over vervolgstappen.
‘Het was lente, dus ik kom daar aan het einde van de dag en de hoofdredacteur zegt: “Ik trek de stekker eruit.”
Wat? Ik was verbluft.
“Ik zie het niet meer zitten. Het boek komt niet tot een einde.”
Dat weet ik, daarom zijn we hier, om daarover te praten.
De hoofdredacteur stelde voor om een ghostwriter in te huren.
Het leek alsof ik hoorde dat ik een dodelijke ziekte had.
Belachelijk, pathetisch, zoiets mag je niet denken. Een dodelijke ziekte is veel erger. Ik had er zo hard aan gewerkt, ik was al zo ver en ze hadden nooit iets negatiefs gezegd. Wat moest ik doen?’

Amsterdam 1956, Katharina. Als er een mug in haar kamer was wilde Kat niet slapen totdat vader hem had gevonden.

‘Ik liep de deur uit en pakte mijn telefoon. Huilend zei ik: “Pap, het gaat niet door.” Hij hing op en belde met Suzanne die ook zíjn redacteur is. Er is heel wat getelefoneerd. En er zijn heel veel tranen gevallen, van ongeloof, van afwijzing, pijn. Een soort rouwproces.

Kort daarvoor had ik een nieuwe aanstelling geaccepteerd. Het zou mijn taak worden om van de leesafdeling van Bol.com een inspirerende onlineboekwinkel te maken. Mijn nieuwe collega’s ontvingen ook al die aanbiedingsbrochures van uitgeverijen: “Wat gaaf, Janneke, we gaan aan jouw boek extra aandacht besteden.” Moest ik daar ook vertellen, het komt er niet.’

April 1957, Katharina. Kat werd misselijk van de zinnen in de krant.

‘En ik moest terug naar Eleonore, mijn bron, mijn inspiratie voor alles. Ze had uren met mij gesproken, haar hele verhaal met mij gedeeld, ze vertrouwde mij.
“Het spijt me,” zei ik, “er komt geen boek.”’

2013
‘Een half jaar na de afwijzing kwam ik op het boekenbal de toenmalige directeur van die uitgeverij tegen. Ik zei: “wat een vervelende geschiedenis, het heeft me geraakt.”
“Ja Janneke, sommige mensen kunnen wel schilderijtjes maken, maar dat wil nog niet zeggen dat je dan een museum hebt.”
Wederom verbluft bleef ik achter. Ergo conclusio, je kunt wel mooie scènes schrijven maar daarmee heb je geen roman. Zo interpreteerde ik zijn zinnen.’

2014
‘Ik stortte me op mijn baan, zo schaamde ik me dat ik had gefaald. Dag en nacht werkte ik, iedere dag stapels boeken op mijn bureau van anderen die mij onderdompelden in wat zij geschreven hadden. Elke keer als ik een boek op had gepakt en weer neerlegde dacht ik: en míjn verhaal dan? Ik kon het niet loslaten.’

2019
‘En ja, tijd, had ik geleerd, was toch echt het beste medicijn. De pijn was afgezwakt, na zeven jaar wilde ik verder. Ik had me ontwikkeld als mens en begreep dat ik mezelf niet had durven aankijken tijdens het schrijven in 2012.’

Texel 1985, Katharina. ‘Waarom ben je zo gesloten? Je lijkt ver-domme wel een fort. Onneembaar.’

‘In 2019 had ik ook op het gebied van relaties en verhoudingen stappen gezet. Met mijn vader had ik een wat gezondere band gekregen. Eerder was ik toch wel heel erg aanhankelijk geweest en hunkerde ik wel heel erg naar zijn goedkeuring. Op het pleaserige af, dat ik nu pas, terugkijkend, kan duiden.

Ooit had ik iets gelezen over visualiseren. Dat het een soort van ruimte in je hoofd creëert waar je je doel neerlegt, waarna je alles inzet wat je hebt en er heel hard voor werkt. Ik ben op retraite gegaan en daar heb ik, het klinkt zweverig, gemediteerd en gevisualiseerd en me volledig gefocust op het boek. Zonder verwachtingen of plan ernaartoe, alsof ik het al in mijn handen had.

Toen ik dat ter plekke opschreef in een korte brief, voelde ik iets van magie. Ik durf het bijna niet hardop te zeggen, maar het heeft iets in werking gezet waardoor ik alles heb gegeven. Dat briefje heb ik in een doosje gedaan en dat heb ik ergens bewaard in huis.’

April 1957, Katharina. Voorzichtig tilde ze een stapeltje brieven uit het doosje. […] Ze keek recht in iemands ogen.

2022
‘Als ik dit interview straks teruglees denk ik vast: wat is dat voor een zweverige vrouw? Maar het is echt zo gegaan.’

Texel 1985, Katharina. Soms, vaak, wat mij betreft altijd, zijn de dingen zoals ze zijn.

‘Niet alles heeft betekenis of zin of is te verklaren. Ik had al een mooi verhaal, het had alleen iets extra’s nodig, iets kostbaars, iets van mezelf. Tien jaar geleden kon ik dat niet, het heeft tijd nodig gehad. Als gevolg van mijn persoonlijke ontwikkeling en na dat briefje was ik er klaar voor. Ik ben gaan zitten en ben opnieuw begonnen, van voor af aan. Deze keer startte ik met Katharina. Bij haar voelde ik iets, bij dat meisje wilde ik zijn om haar gerust te stellen.’

Omdat het vorige keer zo slecht was afgelopen vond Siebelink het moeilijk. Toch zocht ze opnieuw contact met Eleonore. En weer heeft zij urenlang verteld over haar leven.
‘Deze keer,’ zegt Siebelink, ‘zag ik het kleine meisje Kat voor me. In een huis bevolkt door stilte en geheimen en een afwezige moeder. Hoe komt het, vroeg ik me af, dat Helena – de moeder van Katharina – die zo fel tegen de nazi’s is dat ze in het verzet zit, verliefd wordt op Friederich, een Duitse legerarts? Op die plek, op dat moment, dat werd verkeerd gevonden. Zo wonderlijk kan de liefde zijn, je hebt er geen invloed op.’

Helena overleeft de oorlog, maar houdt er een trauma aan over, waar Katharina de dupe van wordt.
Siebelink
: ‘Het zijn contrasten. Haar onschuld tegenover de pijn van haar moeder en het geweld van de Tweede Wereldoorlog, waar Kat, pas na het staakt-het-vuren slachtoffer van wordt. Als kind leef je van dag tot dag. Er gebeurt van alles maar daar verbind je geen conclusies aan, zoals wij volwassenen. Dat jonge leven dat onder druk staat, verlies lijdt zonder dat zij ergens schuld aan heeft.

Terugkijkend, ben ik die uitgever dankbaar dat hij mij tien jaar geleden zo’n klap in mijn gezicht heeft gegeven. De tweede keer durfde ik mezelf in de spiegel aan te kijken. Hoewel dat nog steeds doodeng was, kon ik dieper gaan dan eerst. Soms kun je niet anders dan geloven in het lot. Op 1 april dit jaar was de boekpresentatie. Die dag sneeuwde het. Ik denk dat het universum gedacht heeft: “We gunnen Janneke dat.”’

April 1945, Friederich. Ik heb iedereen hier omhelsd en gezoend toen ik jouw brief heb ontvangen.

‘Mijn vader stuurde mij een handgeschreven brief zoals hij dat nog altijd doet.’

Ik val meteen met de deur in huis. Je hebt een bijzondere prestatie geleverd. Je brengt een persoonlijk drama in een historisch decor tot leven. Je gebruikt een aangename rustig registrerende stijl die tegelijkertijd heel sensitief is.
Het is een spannend boek, er zit iets onheilspellends in. De zwangere Katharina van nu is het spiegelbeeld van het verleden. De man die haar nu wil verlaten is de Friederich van vroeger die om een heel andere reden niet bij Helena kon blijven.
Je hebt een prachtig debuut geschreven. Liefs, Jan.

 

Dit bericht op Instagram bekijken

 

Een bericht gedeeld door Janneke Siebelink (@janneque)

‘Ontroerend. Zoals hij Katharina en Helena spiegelt, ik had dat niet gezien, dat is zijn schrijversoog. Dat verlangen naar goedkeuring, dat gaat nooit meer helemaal weg. En misschien is dat ook helemaal niet erg.’

Ranjith Postma

Janneke Siebelink – Soms sneeuwt het in april. Ambo|Anthos Amsterdam. 320 blz. € 22,99.

(foto: selfie Janneke Siebelink)