Recensie: Kjersti Annesdatter Skomsvold – Heden ik, morgen gij
‘Ook ik kan iemand hebben’
Met Hoe langer ik loop, hoe kleiner ik ben liet de Noorse auteur Kjersti Annesdatter Skomsvold al zien dat zij personages kan creëren die je niet meer kunt en wilt wegdenken, omdat ze zich met hun bizarre gedachtegangen vastzetten in je hoofd. Ook in haar nieuwe boek Heden ik, morgen gij bevind je je al vanaf de eerste bladzijde in het hoofd van een eigenzinnige figuur, Peter Venn, en word je beetje bij beetje meegetrokken in zijn logica, die niet per se die van de lezer is. Het effect daarvan is groots, want je bent volledig afhankelijk van Peters observaties om vat te krijgen op de werkelijkheid waarin hij leeft en waarop hijzelf eigenlijk nauwelijks grip heeft. Steeds opnieuw probeer je een glimp op te vangen van wat er nu eigenlijk precies gebeurt. Ondertussen kom je niet alleen bizarre, maar ook hartverscheurende momenten tegen. Daardoor blijft het boek intrigeren tot het einde.
Peter Venn woont alleen in een appartement onder dat van zijn dominante moeder. Zijn vader is volgens zijn moeder gestorven toen hij nog klein was. Hij herinnert zich alleen zijn eigen gevoel van gemis, omdat hij nooit op de slaapkamer van zijn zieke vader mocht komen. Peter leeft erg geïsoleerd en voelt een verlangen dat isolement te doorbreken. Hij vertaalt boeken, maar hij kan geen karwei afmaken, voordat het karwei hem afmaakt. Hij kan niet goed samenwerken en soms beeldt hij zich van alles in. Hij wil meer over zijn vader te weten komen en daarvoor moet hij vragen aan zijn moeder stellen.
Je zou Peter Venn een onbetrouwbaar personage kunnen noemen, omdat je voor de reconstructie van zijn leven niet helemaal kunt afgaan op zijn gedachten. Tegelijkertijd kun je het tegendeel beweren, want als mens heeft hij het hart op de tong. Zelf zegt hij: ‘Ik kan niet wat andere mensen kunnen.’ Hij heeft op z’n minst een sociale beperking. Hij lijkt een beetje bang voor andere mensen. Elke avond loopt hij langs het kerkhof, maar hij durft er niet binnen te gaan, omdat hij dan misschien ontdekt dat zijn vader daar eigenlijk helemaal niet ligt.
Ondanks dat hij als personage niet helemaal betrouwbaar is, ga je als lezer een heel eind mee in zijn verbeelding en neem je kleine wonderen voor lief. Zo valt er op een ochtend een kleine mus op zijn balkon, vlak voor zijn voeten:
Ik wil de mus op het balkon laten zitten en wachten tot er een grotere vogel komt om hem op te eten. Maar dan voel ik hoe de nabijheid van de mus me zowel doet groeien als vervallen. Daarom til ik het warme lichaampje op, houd het voor me en kijk naar de vogelkop die opzij hangt als bij een dronkaard. De mus staart me aan met ogen die veel te dicht bij de mijne zijn.
‘Vader,’ zeg ik.
Vader staart terug. Hij kleedt me uit met zijn blik, zoals je de schaal van een hardgekookt ei pelt.
Ook ik kan iemand hebben.
Die gedachte verontrust me en ik moet Vader tegen mijn borst houden, waar ik de verontrusting voelde.
Van het ene moment op het andere heeft hij zijn vader in de vorm van het kwetsbare musje in zijn borstzak en neemt hij het overal mee naar toe. Het is bijzonder onwaarschijnlijk, en toch voel je het kleine, aftakelende lijfje steeds zwaarder in die borstzak wegen en wil je soms zowaar naar Peter te roepen: vergeet het musje niet! Het is een bijzondere vorm van dramatische ironie. Het beeld van het verlangen naar de vader in de vorm van een fragiel mussenlijfje is van een ontroerende schoonheid. Ook zijn liefde voor buurvrouw Agnes Møller is aandoenlijk. Tegen zijn moeder laat hij zich ontvallen dat hij Agnes’ borsten prachtig vindt, maar terwijl ze in zijn hoofd rond als sinaasappels zijn, blijken ze, op het moment dat hij met haar gaat zwemmen, in werkelijkheid twee pruimenpitten te zijn. Hij constateert slechts en oordeelt niet, want hij houdt van Agnes. Als hij al zijn gedachten over zijn moeder toch eens kon vervangen door die over Agnes!
Niet alleen in de beschrijving van gedachten is Skomsvold sterk, ook haar dialogen, zoals tussen Peter en Agnes zijn fijnzinnig en humoristisch. Haar grootheid zit in het kleine. Grote thema’s als eenzaamheid en verlangen brengt zij onder in het eenvoudige leven van een kwetsbare ziel en tussen de regels door schrijft ze een ijzersterke ode aan de onbaatzuchtige liefde.
Dietske Geerlings
Kjersti Annesdatter Skomsvold – Heden ik, morgen gij. Vertaald door Liesbeth Huijer. Zirimiri Press, Amsterdam. 136 blz. € 20,50.
De titel van dit werk doet me denken aan de correspondentie tussen Marsman en Vestdijk. Die had dezelfde titel. Hij komt uit een apocrief boek van de bijbel (Jezus Sirach): vandaag ga ik eraan, morgen jij. Hodie mihi, cras tibi.