Recensie: Alfred Döblin – Berlijn Alexanderplatz
De rauwe schoonheid van Berlijn
Ik kende de roman Berlijn, Alexanderplatz vooral in de bewerking van Rainer Werner Fassbinder, die er in de jaren tachtig een veertiendelige televisieserie van heeft gemaakt die in Nederland door het VPRO-minnend publiek met veel enthousiasme werd onthaald. De serie geldt nog steeds als een van de hoogtepunten uit het oeuvre van deze eigenzinnige Duitse cineast. Ik heb toen niet de moeite genomen het boek van Alfred Döblin te lezen en het bleef lang zo’n klassieker die ooit nog eens aan de beurt zou komen. Gelukkig heeft een herdruk van de Wereldbibliotheek mij overgehaald dit bijzondere boek dan eindelijk eens ter hand te nemen. Ik heb er geen spijt van gekregen. Wat een boek: rauw, afstotelijk, hard, grappig, vertederend en soms sentimenteel.
Hoofdrolspeler is de beton- en transportarbeider en crimineel Franz Biberkopf die aan het begin van de roman wordt vrijgelaten na een straf van vier jaar in de gevangenis van Tegel voor de moord op zijn vriendin Ida. Hij heeft de prostituee met een slagroomklopper doodgeslagen. Biberkopf wil na het uitzitten van zijn straf een eerzaam burger worden. Hij houdt zich voor zijn oude vrienden verborgen en probeert aan werk te komen door kranten te verkopen en als marskramer langs de deuren te gaan.
Hij wordt spoedig weer het criminele wereldje ingezogen. Biberkopf doet graag mee aan de zuippartijen en dubieuze plannen die in de kroegen rondom Alexanderplatz worden beraamd. Op een van zijn vele kroegtochten ontmoet hij de kille crimineel Reinhold, die een bijzondere, bijna erotische aantrekkingskracht op Biberkopf heeft. Een tijdlang neemt hij de vriendinnetjes van Reinhold over, die nogal gauw verveeld raakt van het vrouwelijk schoon. Biberkopf raakt contre coeur betrokken bij een grote kraak waarbij hij op de uitkijk moet staan. Als Franz daar op de terugweg over lamenteert, gooit Reinhold hem pardoes uit de auto. Hij wordt door een andere auto overreden en verliest zijn rechterarm.
Biberkopf wordt door zijn oude vrienden opgevangen. Zijn vroegere vriendin Eva brengt hem in contact met het jonge hoertje Mieze, dat voor hem gaat tippelen. Franz Biberkopf paradeert sindsdien met een net pak als een grote meneer door Berlijn. Reinhold heeft inmiddels zijn oog laten vallen op Mieze, die echter trouw aan Franz blijft. Reinhold besluit de laatste nogmaals genadeloos te treffen en wurgt Mieze in een bos en probeert Biberkopf, de vrouwenmoordenaar, de schuld in de schoenen te schuiven. Het plan mislukt, Reinhold wordt gepakt en tot een zware gevangenisstraf veroordeeld. Franz raakt door de dood van Mieze zo van slag dat hij moet worden opgenomen in een krankzinnigengesticht. Als hij uiteindelijk genezen wordt verklaard, krijgt hij een baantje als hulpportier bij een fabriek.
Döblin verwijst in zijn boek veelvuldig naar mythologische en bijbelse symboliek. Een personage dat vaak opduikt is Job, de bijbelse figuur die door vele plagen bezocht werd om zijn geloof te testen. Döblin vergelijkt Franz Biberkopf met hem: ‘Je hebt nog niet zoveel verloren als Job uit Us, Franz Biberkopf, het komt ook langzaam over je heen, en stapje voor stapje beweeg je je naar wat je overkomen is, met duizend woorden praat je jezelf moed in.’ Maar Biberkopf is niet de arme sul die alles overkomt, hij is in het boek veel onsympathieker dan ik me uit de televisieserie kan herinneren. Biberkopf lijkt een onhandige naïeveling, maar is ook een stijfkop en een nare egoïst wiens handen aardig los zitten. Als zijn hoertje Mieze eerlijk vertelt dat zij verliefd is geworden op een van haar klanten, neemt hij haar flink te grazen.
Zij kermt, kronkelt, o, o, hij slaat, hij slaat, zij heeft zich op haar buik en gezicht gedraaid. Als hij ophoudt, uitblaast, de kamer tolt om hem heen, wat draait die om hem heen, krabbelt zij op: ‘Geen stok, Franz, ’t is genoeg, geen stok.’
Kort daarna is het weer pais en vree en neemt hij haar weer liefdevol in de armen. ‘Ik had je bijna vermoord, Mieze. Wat heb ik je toegetakeld, niet te geloven.’ Döblin noemt Franz Biberkopf een cobra.
Döblin schetst op fenomenale wijze het grauwe leven van de sjacheraars en losers aan de zelfkant van een grote, vibrerende stad als Berlijn in de jaren twintig. Vriendschap en trouw stellen weinig voor, vrouwen worden als bezit geruild, het bestaan is ongewis, drank maakt het leven soms dragelijk maar ook tot een hel. Het leven is hard en eenzaam. Dit troosteloze volk is de voedingsbodem waaruit de nazi’s later hun stoottroepen rekruteerden.
Berlijn, Alexanderplatz is naast het criminele verhaal van Franz Biberkopf ook een indringend portret van Berlijn in al zijn rauwheid. Geweldig is de passage waarin Döblin het inferno in het slachthuis van Berlijn beschrijft waar dagelijks duizenden varkens en koeien machinaal en emotieloos worden afgeslacht om de vier miljoen monden van de bewoners te voeden. ‘Want het vergaat de mens als het beest; zoals dit sterft, sterft hij ook.’ De modernist Döblin gebruikt uiteenlopende stijlregisters en documentaire elementen om zijn stedelijke evocatie vorm te geven. Zijn tekst is doorspekt met weerberichten, beurskoersen, de lijnen van het openbaar vervoer met hun halteplaatsen, reclameboodschappen en krantenartikelen. Het maakt het boek enerverend om te lezen, maar niet altijd even toegankelijk.
Berlijn, Alexanderplatz is het enige boek waarmee Döblin wereldfaam verwierf, zijn andere werk is vrijwel vergeten. Het boek behoort samen met Manhatten Transfer (1925) van John Dos Passos en Ulysses (1922) van James Joyce tot de grotestadsromans uit de eerste decennia van de vorige eeuw, waarin de chaos van het twintigste-eeuwse stadsleven in een nieuw idioom werd weergegeven. Het is bekend dat Döblin erg onder de indruk was van het werk van James Joyce en het verhaal gaat dat hij na lezing van Ulysses het manuscript van Berlijn, Alexanderplatz grondig heeft gewijzigd.
Berlin Alexanderplatz is een van die boeken waarvan men zegt dat ze eigenlijk niet te vertalen zijn, vanwege de vele taalvondsten en de moeilijkheid het plat-Berlijns in een overtuigend alternatief om te zetten. In 1930 maakte de Nederlandse publicist Nico Rost, die in Berlijn woonde en de auteur persoonlijk kende, een vertaling, of eigenlijk een bewerking. Hij liet stukken tekst weg en vatte passages samen. In 2015 deed de bekende vertaler Duits Hans Driessen een nieuwe poging en die mag er zijn. Driessen heeft nagenoeg geen pogingen ondernomen het plat-Berlijns om te zetten naar een ongemakkelijk volks jargon. ‘Het is het prijskaartje dat hangt aan de vertaling van Berlin Alexanderplatz […] wie het boek in zijn volle rijkdom wil genieten, zal er niet onderuit kunnen het origineel te lezen’. Hij heeft gelijk, maar we komen met deze vertaling een heel eind. De inmiddels overleden Hans Driessen heeft een prestatie van formaat geleverd waardoor dit enerverende boek ook voor de nauwelijks meer Duits lezende literatuurliefhebber beschikbaar blijft.
Aart Aarsbergen
Alfred Döblin – Berlijn Alexanderplatz. Het verhaal van Franz Biberkopf. Vertaald door Hans Driessen. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 544 blz. € 24,99.