Recensie: Jonathan Coe – Bournville
Chroniqueur par excellence
Het werk van Jonathan Coe is imposant en wellicht is hij te beschouwen als de Jonathan Franzen van het Verenigd Koninkrijk. Hij is bij uitstek de chroniqueur van het familieleven in het naoorlogse Engeland. Of nog preciezer: dat van het naoorlogse Birmingham, een industriestad gelegen in de Midlands. Al in 1994 kwam Coe met een meesterwerk: Het moordend testament, over een complexe familie, rijk geworden in de vleesindustrie. De jaren erop volgde het drieluik De Rotters club (2001), De gesloten kring (2004) en Klein Engeland (2018): Birmingham all over the place. Het is dan ook niet zo gek dat Coe’s veertiende roman Bournville zich daar opnieuw afspeelt. En meer dan ooit loopt Coe langs de lijnen van de gekende geschiedenis.
De auteur heeft daarbij in Bournville – een buitenwijk van Birmingham, geheel gedomineerd door de daar gevestigde Cadbury-chocoladefabriek – een zevental markante gebeurtenissen in de Britse naoorlogse geschiedenis als piketpalen gebruikt, te beginnen met V-dag, de viering van de overwinning op Nazi-Duitsland, op 8 mei 1945, met een toespraak van meneer Churchill op de radio. Eraan vooraf gaat een proloog, gesitueerd in 2020, als de wereldwijde pandemie op uitbreken staat. Kleindochter Lorna belt met haar oma Mary.
In 1945 is Mary nog een jong meisje met een nijvere en de stoep schrobbende moeder en een schuchtere vader, die in de chocoladefabriek werkt. Coe volgt Mary in de puberteit, beschrijft haar opleiding als gymnastieklerares en haar rechte schreden op het liefdespad: ze trouwt al heel snel met Geoffrey, de zoon van vrienden van haar ouders. En zo loodst de schrijver de lezer door het leven van Mary heen, stilstaand bij de kroning van koningin Elizabeth in 1953, de WK-finale tussen Engeland en West-Duitsland in 1966, de inhuldiging van prins Charles in 1969 en dan dat sprookjeshuwelijk met Diana in 1981 en het dramatische auto-ongeluk in 1997. Ondertussen hebben Mary en Geoffrey drie zoons gekregen, die ook weer relaties krijgen – er komt zelfs een zwarte schoondochter binnen de familie – en die krijgen ook weer kinderen. Ondertussen waaiert de familie uit over Engeland en nog verder: zoon Martin wordt chocolade-lobbyist bij de EEG in Brussel en later nog zijn vrouw europarlementariër. Maar dat houdt weer op met de Brexit.
Het is een sterk gegeven; de loop van de geschiedenis bezien vanuit de levens van gewone, maar tegelijk ook interessante mensen. Misschien is Bournville hierdoor soms wel wat, onvermijdelijk wellicht, documentair van karakter, dan wel té Brits voor ons Europeanen. Maar wees gerust: Jonathan Coe maakt er een smeuïg en aantrekkelijk verhaal van – hij kan dat als geen ander. En dan: de herkenbaarheid van dat alles, zoals de komst van televisie, internet, Skype, globalisering en de vooral op onszelf gerichte levensstijl. Mary Lamb maakt het allemaal mee. Tot 2020, als ze overlijdt door corona. De geschiedenis neemt zijn loop, de mensen moeten het ondergaan, maar het is in Bournville wel even briljant als invoelend opgetekend door Jonathan Coe: chroniqueur par excellence.
Wiebren Rijkeboer
Jonathan Coe – Bournville. Vertaald door Dennis Keesmaat. De Bezige Bij, Amsterdam. 384 blz. € 24,99.